Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1574/GV, 5 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

nummer: 03/1574/GV

betreft: [klager] datum: 5 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juli 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Omdat klager geld nodig had voor de operaties van zijn zoon heeft hij een baan alsroad manager aangenomen. Klager heeft de afgelopen maanden onder meer in Brazilië en Nederland gewerkt maar had problemen met het verkrijgen van visa. Klagers vader was al gedurende langere tijd ziek en ging ziekenhuis in en uit.Klagers moeder heeft hem laten weten dat het nu ernstig was en daarom was klager van plan om vóór eind juli zijn vader en zijn zoon te bezoeken voordat de laatste operatie van zijn zoon zou plaatsvinden. Klager werd echter tevorengearresteerd. Hij heeft een brief van zijn vaders huisarts ontvangen waarin staat dat zijn vader stervende is. Klager verzoekt om hem de kans te geven om zijn vader te bezoeken en afscheid van hem te kunnen nemen voordat hij sterften aanwezig te kunnen zijn bij de operatie van zijn zoon. Klager zweert voor God dat hij terug zal komen om de rest van zijn straf uit te zitten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de aangeleverde informatie blijkt dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in klagers persoonlijke omstandigheden die zou kunnen leiden tot het verlenen van een strafonderbreking. Klagers vader, die in Jamaicaverblijft, heeft een gezwel in de longen en verkeert in terminale fase. Naast het gevaar voor vlucht, dat aanwezig is indien klager naar Jamaica vertrekt, was klagers vader ook vóór 26 juni 2003, de datum van klagers insluiting, alernstig ziek en had klager als vrij burger de gelegenheid om in alle rust afscheid te kunnen nemen van zijn vader.

Bij klagers verlofaanvraag is een verklaring van de huisarts van klagers vader gesloten d.d. 3 juli 2003 inhoudende dat klagers vader in terminale fase verkeert en afscheid van zijn zoon wenst te nemen vóór zijn overlijden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 2 maanden, wegens het bezit van een valse reispas. De datum van in vrijheidstelling is bepaald op 25 augustus 2003.
Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een inlevensgevaar verkerende ouder van de gedetineerde.
Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft.
Bij de stukken bevindt zich een verklaring van de huisarts van klagers vader waarin wordt aangegeven dat klagers vader in terminale fase verkeert en afscheid van zijn zoon wenst te nemen. De inhoud van de verklaring is namens deMinister niet betwist, maar gesteld wordt dat klager vóór zijn aanhouding op 26 juni 2003 al wist dat zijn vader ernstig ziek was en hij voor die datum in alle rust al afscheid van zijn vader had kunnen nemen. De beroepscommissie isvan oordeel dat niet vaststaat dat klager, mede gelet op de aard van het door hem gepleegde misdrijf, deze aanhouding heeft kunnen voorzien en dat evenmin vaststaat dat klager vóór 26 juni 2003 al duidelijk was dat het overlijdenvan zijn vader nabij zou zijn. De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een in artikel 5, eerste lid, van de Regeling bedoelde bijzondere omstandigheid, op grond waarvan de Minister klager kan toestaan, in geval vanstrafonderbreking, in het buitenland te verblijven. Daarbij heeft de beroepscommissie mede in overweging genomen de aard van het door klager gepleegde delict, de duur van de hem opgelegde straf, het nog geringe strafrestant en hetgrote persoonlijke belang van klager om afscheid van zijn vader te kunnen nemen. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de beslissing van de Minister als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zalgegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen, gezien de omstandigheden, binnen een week een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deberoepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven