Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1483/GV, 6 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1483/GV

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klagers eerste verlofaanvraag is al afgewezen omdat hij niet is teruggekeerd van verlof. Klager heeft gewerkt om schulden af te betalen zodat zijn vrouw en kind niet op straat gezet zouden worden. Via hetzelfde uitzendbureau kan hijeen vast contract krijgen. Klager houdt zich in detentie altijd aan de regels. Hij heeft geleerd van zijn fouten en verdient een tweede kans.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich tijdens zijn onttrekking aan de detentie niet verstaan met de locatie Maashegge te Overloon alwaar hij destijds gedetineerd was en kan geen plausibele reden aantonen ter verklaring van zijn afwezigheid. Na zijnaanhouding op het vliegveld is hij wederom ingesloten. Indien hij niet toevallig was aangehouden, was hij wellicht nog langer afwezig geweest. Klager is eerder gedetineerd geweest en moet derhalve op de hoogte zijn van de spelregelsvoor verlof en de daarbij behorende procedures. Er bestaat vooralsnog geen vertrouwen in klager ten aanzien van het nakomen van afspraken inzake verlof. De Minister is bereid klager in een later stadium van de detentie de kans tegeven om via verlof zaken te kunnen regelen ter behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij, uiteraard onder voorwaarde van een positief advies van de inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De IJssel heeft positief geadviseerd.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens het opzettelijk begaan van een daad van geweld tegen iemand aan boord van een luchtvaartuig in vlucht en poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 22 november 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 10 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich van 6 juni 2002 tot 7 januari 2003 heeft onttrokken aan de detentie door niet terug te keren naar de locatie Maashegge van een verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening. Hetgeen klager als reden voor de onttrekking aan de detentie heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeelleiden. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regelingtijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 6 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven