nummer: 03/72GM
betreft: [klager] datum: 11 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 30 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Limburg-Zuid te Maastricht, locatie De Geerhorst,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 17 oktober 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord. Zijn raadsman, mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting teverschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Limburg-Zuid is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 30 augustus 2002, betreft de niet adequate zorg van de zijde van de medische dienst naar aanleiding van de pijn als gevolg van het verwijderenvan zijn ingegroeide teennagels van beide grote tenen.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager heeft veel last van twee tenen nadat acht maanden eerder de ingegroeide teennagels zijn verwijderd. Ten aanzien van deze ingreep heeft klager geen opmerkingen. Er groeit nu echter vlees over de nagel in plaats van dat denagel over de teen groeit. Hij krijgt geen adequate medicatie, enkel paracetamol, terwijl hij Lamisil voorgeschreven had moeten krijgen. De verpleegkundige kan niet beoordelen of hij arbeidsgeschikt is of niet, hij kan feitelijkniet werken omdat hij de verplichte werkschoenen niet aankan vanwege de problemen aan zijn tenen.
De inrichtingsarts heeft in beroep verwezen naar zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager kwam op 11 januari 2002 op het spreekuur met een drietal klachten. Een daarvan betrof de grote teen links, de nagelwal is wat geïrriteerd. Hij krijgt advies ten aanzien van de verzorging inclusief het nemen van badjes en hetadvies zijn nagel niet te kort te knippen. Op 8 mei 2002 toonde hij tijdens een consult voor de tweede keer zijn nagels; er is dan sprake van enige schimmelgroei onder de nagel van beide grote tenen.Het is een lichte aandoening opdat moment. Klager wordt in overweging gegeven om eventuee1 bij uitbreiding te kiezen voor nagelextractie met nabehandeling nagelbed. Op dat moment kan hij daar niet voor kiezen.
Op 24 mei 2002 komt hij hierop bij de verpleging terug en geeft aan de nagelextractie te willen ondergaan, welke op dat moment niet verricht kan worden.
Op 7 juni 2002 wordt hij er nogmaals mee op consult gezien en wordt voor een oraal middel gekozen (Lamisil).
Op 18 juli 2002 komt klager wederom in consult en geeft aan de nagelextractie te willen laten uitvoeren. De lamisilkuur loopt dan nog. Er is enige wachttijd voor de ingreep.
Op 16 augustus 2002 stopt klager eigener beweging met de inname van de lamisilkuur. Hem wordt opnieuw verteld dat de kuur opstaat voor drie maanden, maar hij wil stoppen.
Op vrijdag 30 augustus 2002 wordt de nagelextractie aan beide grote tenen uitgevoerd. Dit gaat volstrekt probleemloos en gemakkelijk. In de dagen volgend op de ingreep wordt hij door de verpleging gecontroleerd. Op maandag 2september 2002 noteert de verpleging dat de tenen er goed uitzien.Hij krijgt het advies de voeten te wassen en buiten in de zon te gaan. Op woensdag 4 september 2002 vraagt hij tijdens de controle aan de verpleging waarom hij nietlanger arbeidsongeschikt wordt geschreven waarop hem wordt verteld dat hij kan proberen te gaan werken in zijn werkschoenen. Mocht het te bezwaarlijk zijn dan kan hij zich „ziek melden“. Klager heeft zich vervolgens niet ziekgemeld. Op 12 september 2002 worden zijn tenen nogmaals gecontroleerd door de verpleging. Hem wordt geadviseerd om bij het dragen van zijn schoenen een dunne pleister te gebruiken als afdekking.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt op basis van de stukken, met name het uitgebreide verslag van de medische dienst zoals boven weergegeven, en het verhandelde ter zitting tot het oordeel dat klager zeer goed aan de problemen van zijn tweegrote tenen is behandeld. Aanvankelijk bestond dit uit tips betreffende de verzorging van zijn voeten, vervolgens werd een orale kuur voorgeschreven en uiteindelijk is tot extractie van de twee nagels over gegaan. Ook op de nazorgis niets aan te merken. Het feit dat klager nu nog klachten heeft in de vorm van het niet kunnen dragen van zijn werkschoenen is niet onaannemelijk en voor klager vervelend, maar deze klachten zijn geenszins terug te voeren op enigeonvolkomenheid in de voorgaande behandeling.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 juli 2003
secretaris voorzitter