Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0431/TA, 15 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/431/TA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 24 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 oktober 2002 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Instituut de Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting de heer [...], juridisch medewerker. Hiervanis het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft vermeende schending van klagers recht op een behoorlijke medische verzorging.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft het beklag ten onrechte ongegrond verklaard.
De kliniek is wèl tekortgeschoten in haar zorgplicht ten aanzien van de medische verzorging van klagers pijnklachten aan zijn been. De huisarts heeft op basis van de informatie van het afdelingspersoneel geconcludeerd dat er er geenreden was voor een spoedconsult. De kliniek als „boodschapper“ is dan medeverantwoordelijk voor de indicatie wel of geen spoed. Toen de klachten ernstiger leken dan in eerste instantie door de huisarts was ingeschat, had de afdelingnogmaals naar de arts moeten bellen voor nader overleg, dan wel om een spoedconsult te verzoeken. Wellicht is te snel geoordeeld dat klager zijn klachten overdreef. De arts is nadien tot de diagnose ischias gekomen. Dit kan eenbehoorlijk pijnlijke aandoening zijn.
Klager heeft onnodig een aantal dagen pijn geleden en niet kunnen deelnemen aan de maaltijden. Een enkele keer heeft hij noodgedwongen een boterham gesmeerd.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep volhard in zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Voor de beroepscommissie is aannemelijk geworden dat klagers (pijn)klachten direct door het inrichtingspersoneel, via de medische dienst, zijn doorgegeven aan de huisarts. De huisarts heeft op grond van de door hem ingewonneninformatie een diagnose gesteld en een behandeling bepaald, aanvankelijk door beweging te adviseren en later ook door pijnstillers voor te schrijven. Aannemelijk is voorts dat het inrichtingspersoneel, voorzover bij de medischeverzorging betrokken, heeft gehandeld overeenkomstig het advies van de arts.
Met het vooroverwogene is tevens aannemelijk dat namens het hoofd van de inrichting invulling is gegeven aan de op het hoofd rustende zorgplichten betreffende klagers medische verzorging, zoals bedoeld in artikel 41 Bvt.
De beroepscommissie is niet bevoegd de wijze van invulling van deze zorgplichten te beoordelen. Krachtens artikel 56, vierde lid, Bvt is de wijze waarop het hoofd een wettelijke zorgplicht betracht niet beklagwaardig.
Dit brengt mee dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat klager alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de beslissing van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 juli 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/431/TA

betreft : [klager], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé .

Gehoord zijn klager en namens het hoofd van het Forensisch Psychiatrisch Instituut de Rooyse Wissel te Venray [...], juridisch medewerker.

Klager heeft is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ik had op 28 augustus 2002 pijn aan mijn been. De huisarts vond het niet nodig om onmiddellijk te komen. Ik heb, pas na lang aandringen, op 2 september 2003 pijnstillers gekregen. De arts heeft wel rek- en strekoefeningenvoorgeschreven, maar die heb ik niet kunnen doen.Wegens de hevige pijn kon ik slechts per millimeter overeind komen. Staan en lopen was vrijwel niet mogelijk. Soms had ik zoveel pijn bij het staan, dat ik door mijn enkel ging en opde grond viel. Ik kon daardoor niet in de eetzaal komen. Hoewel ik feitelijk aan mijn bed was gekluisterd, mochten medeverpleegden mij geen eten komen brengen. De sociotherapeutisch medewerkers vonden -ten onrechte- dat ik overdreefen dat op bed blijven mijn eigen keus was. Pas na een paar dagen ben ik er in geslaagd naar de keuken te gaan en een paar boterhammen te smeren. Mijn klachten zijn ten onrechte niet serieus genomen en mijn recht op een behoorlijkemedische verzorging is geschonden.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Het hoofd blijft bij zijn standpunt zoals dat in de stukken is verwoord.
Het afdelingspersoneel heeft klager direct op 28 augustus 2002 bij de verpleegkundige aangemeld voor het spreekuur van de arts. Klagers klacht is meteen door de verpleegkundige aan de huisarts gemeld. Deze gaf klager het advies nietstil te zitten en toch te trachten te bewegen, volgens een mobilisatieplan. Het bezoek van klager aan het spreekuur kon volgens de huisarts wachten tot 6 september 2002.De verpleegkundige heeft geen eigen inschatting van de diagnoseen de behandelwijze gemaakt. Klager was tot dat moment geen geregelde bezoeker van het spreekuur van de huisarts. De sociotherapeutisch medewerkers hebben ingezet op het advies van de huisarts. De huisarts zag aanvankelijk geenindicatie voor pijnstillers maar heeft later Diclofenac voorgeschreven. De huisarts houdt tenminste eenmaal per week spreekuur.
Blijkens de rapportage heeft klager iedere dag eten gekregen.

secretaris voorzitter

Naar boven