Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0741/TB, 16 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/741/TB

betreft: [klager] datum: 16 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 27 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 13 maart 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager en namens de Minister, de heer [...], hoofd van de afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ) enmevrouw [...], medewerker bij deze afdeling. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in de Dr.S. van Mesdagkliniek te Groningen (verder:Van Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 19 november 1994 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (verder: tbs). De tbs is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 8januari 2001 voorwaardelijk beëindigd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 1 december 2002 is besloten de tenuitvoerlegging van de tbs te hervatten. De Minister heeft op 13 maart 2003 beslist klager te plaatsenin de Van Mesdagkliniek. Deze plaatsing was ten tijde van de mondelinge behandeling van het beroep ter voormelde zitting nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroepschrift in een open envelop gedeponeerd in de brievenbus op de afdeling waar hij verblijft. Hij is er van uit gegaan dat deze post door de inrichting moest worden gecontroleerd. Het verzenden van hetberoepschrift heeft hierdoor wellicht enige vertraging opgelopen.
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in de Van Mesdagkliniek.
De beslissing daartoe is mede genomen op grond van de overweging dat hij een persoonlijkheidsstoornis zou hebben. Hij begrijpt niet waar de Minister dit op baseert.
Zijn bezwaar betreft voorts de locatie van de kliniek. Hij wil, om het contact met zijn vriendin te behouden en om haar behulpzaam te kunnen zijn als zij dit nodig vindt, worden geplaatst in of nabij de regio waar zij woonachtig is.Vanuit haar woonplaats Noordwijkerhout is de reisafstand naar Groningen voor haar niet te overbruggen in verband met haar lichamelijke conditie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 5 maart 2003 gehoord over het voornemen hem in de Van Mesdagkliniek te plaatsen. Op 13 maart 2003 is de bestreden beslissing genomen. Blijkens een mededeling van het Bureau Selectie en Detentiebegeleiding van depenitentiaire inrichting waar klager verblijft is de mededeling van de plaatsingsbeslissing op 19 maart 2003 aan klager uitgereikt. Het beroepschrift is op 27 maart 2003 ontvangen door het secretariaat van de beroepscommissie.Klager heeft de beroepstermijn overschreden, terwijl er geen redenen bekend zijn die deze termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Hij zal derhalve niet-ontvankelijk zijn in het beroep.
Voor het geval dat de beroepscommissie besluit klager te ontvangen in het beroep is namens de Minister het volgende aangevoerd.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige plaatsing in een tbs-inrichting te worden bewerkstelligd. Daarbij dienen de eisen als genoemd in artikel 11, tweede lid, Bvt in acht te worden genomen. Bij de selectie van ter beschikkinggestelden in het kader van (her)plaatsing in een tbs-inrichting, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezige informatie, neemt de Minister vier criteria -geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid- inaanmerking. Klager is een man en lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Zijn IQ is hoger dan 80 en er is ten aanzien van hem niet gebleken van een extreem beheers- en/of vluchtrisico. Op grond van deze gegevens en van dewachtlijsten van alle voor klager in aanmerking komende tbs-klinieken is klager aan de Van Mesdagkliniek toebedeeld. Bij plaatsing kan geen rekening worden gehouden met voorkeur voor een bepaalde regio, tenzij bijzondereomstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarvan is in het geval van klager niet gebleken. Evenmin is gebleken van een zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing in of nabij de regio waarin zijn vriendin woonachtig is dat ditbelang dient te prevaleren boven het belang van spoedige plaatsing. Hierbij is in aanmerking genomen dat het de kliniek van plaatsing altijd vrij staat om, wanneer en indien dit op grond van behandelinhoudelijke overwegingengeïndiceerd is, met klager een resocialisatietraject uit te zetten in de regio waarin zijn vriendin woonachtig is. Klagers vriendin heeft overigens in een door klager overgelegde brief aangegeven dat zij schriftelijk contact metklager wenst te onderhouden.
Het beroep zal derhalve, in geval van een inhoudelijke behandeling, ongegrond zijn.

4. De beoordeling
De schriftelijke mededeling van het bestreden besluit is op 19 maart 2003 aan klager uitgereikt. Op 27 maart 2003, de achtste dag na die waarop klager kennis van het besluit heeft gekregen, is het ongedateerde beroepschrift door hetsecretariaat van de beroepscommissie ontvangen. Aannemelijk is, dat klager binnen de beroepstermijn -gelet op de duur van de externe postbezorging - het beroepschrift in een open envelop heeft gedeponeerd in de brievenbus op deafdeling waar hij verbleef, ter eventuele controle en verdere verzending door de inrichting.
Aannemelijk is derhalve, ookal heeft de inrichting van verblijf geen datumstempel op het beroepschrift aangebracht, dat het beroep tijdig door tussenkomst van de directeur van deze inrichting is ingesteld. De beroepscommissie achtklager daarom ontvankelijk in het beroep.

De beroepscommissie neemt de diagnose van klagers psychische problematiek, zoals blijkend uit de door de Minister overgelegde rapportage pro justitia en rapportage van gedragsdeskundigen in het kader van de verlenging van klagerstbs, als een vaststaand gegeven aan. Niet is gebleken dat de Minister bij het hanteren van het selectiecriterium „stoornis van de betrokkene“ van onjuiste gegevens is uitgegaan.

Bij de plaatsing van de terbeschikkinggestelde ter hervatting van de tenuitvoerlegging van de tbs dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van eenbeheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.
De Minister acht vanuit het oogpunt van behandeling en resocialisatie van klager het belang van spoedige plaatsing groter dan klagers wens om in een tbs-kliniek in de buurt van de woonplaats van zijn vriendin te worden geplaatst.Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft kunnen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn vriendin en zijn wens om in haar nabijheid te verblijven om haar zo nodig hulp te kunnen bieden kan niet tot een ander oordeel leiden.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in de Van Mesdagkliniek niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrondworden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. M. Smit en mr.drs T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 16 juli 2003

secretaris voorzitter

nummer: 03/741/TB

betreft: [klager], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwollete Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg;
leden: dr. M. Smit en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, alsmede namens de Minister [...], hoofd van de afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ) en [...], juridisch medewerker bij deze afdeling.

Klager heeft zijn beroepschrift - zakelijk weergegeven - toegelicht als volgt.
Ik heb mijn beroepschrift zelf geschreven en daarna zelf in een open envelop in de zogenoemde binnenpost, een brievenbus op mijn afdeling van de penitentiaire inrichting te Scheveningen, gedaan. Post moet geopend ter verzendingworden aangeboden. Ik denk dat de inrichting de brief heeft gecontroleerd. Het verzenden van het beroepschrift heeft daardoor wellicht enige vertraging opgelopen. Het is niet juist meer dat mijn vriendin alleen maar contact per postmet mij wil. Ik mag haar nu ook bellen. Als ze mij zou willen bezoeken dan zal zij daartoe niet overgaan als ik in Groningen verblijf. De afstand vanuit haar woonplaats Noodwijkerhout is dan een beletsel voor haar bezoek, omdat zijslecht ter been is ten gevolge van een chronische aandoening. Omdat zij bovendien de laatste tijd veel is afgevallen ben ik bezorgd om haar en wil ik graag in haar nabijheid verblijven, voor het geval dat zij me nodig heeft.

Het standpunt van de Minister is toegelicht overeenkomstig de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 17 april 2003 naar aanleiding van het beroep.

secretaris voorzitter

Naar boven