nummer: 17/2513/TB
betreft: [klager] datum: 12 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 24 juli 2017 van de (toenmalige)Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen verweerder,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in FPC de Oostvaarderskliniek (hierna: de Oostvaarderskliniek).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 2 januari 1995 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van de tbs met dwangverpleging verbleven in Oldenkotte en FPC de Pompestichting. Na de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in 2010 en de beslissing tot hervatting daarvan in 2011, is klager geplaatst in de Oostvaarderskliniek. Op 16 februari 2017 is de dwangverpleging wederom voorwaardelijk beëindigd, welke beslissing in maart 2017 onherroepelijk werd. Op 20 april 2017 is opnieuw de hervatting van de dwangverpleging gelast. Verweerder heeft op 24 juli 2017 beslist klager te plaatsen in de Oostvaarderskliniek.
3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft geen delict gepleegd noch sexblaadjes in zijn bezit gehad, zodat de tbs (met dwangverpleging) niet op zijn plaats is, zeker niet als men uit het nieuws verneemt dat anderen er met veel lichtere straffen van af komen. Verder overweegt klager de media in te lichten over hetgeen in de loop der jaren in de Oostvaarderskliniek is gebeurd.
Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager is het kennelijk niet eens met de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2017 tot hervatting van de dwangverpleging. Dit betreft echter een beslissing waartegen geen beroep openstaat bij de beroepscommissie van de RSJ, zodat klager daarin niet-ontvankelijk is.
Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing klager te plaatsen in de Oostvaarderskliniek heeft klager niet kenbaar gemaakt waarom hij niet in die inrichting wil worden geplaatst, zodat hij ook in zoverre in het beroep niet-ontvankelijk is. Voor het geval de beroepscommissie daar anders over oordeelt, wordt opgemerkt dat klager in de Oostvaarderskliniek heeft verbleven totdat de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging onherroepelijk werd op 15 maart 2017, dat klager op 16 maart 2017 in detentie is genomen en is teruggeplaatst in de Oostvaarderskliniek, opdat hij daar de uitkomst van de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de dwangverpleging kon afwachten. In verband met het belang van de continuïteit van de behandeling is die plaatsing bij beslissing van 24 juli 2017 definitief gemaakt. Die plaatsing kan bovendien worden gezien als een regioplaatsing, gelet op het feit dat Amsterdam de laatst bekende woonplaats van klager is.
4. De beoordeling
In de kern komt klager op tegen de beslissing tot hervatting van klagers dwangbehandeling. Tegen die beslissing staat echter geen beroep open bij de beroepscommissie van de RSJ, zodat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat namens verweerder voldoende aannemelijk is gemaakt dat (terug)plaatsing van klager in de Oostvaarderskliniek het meest in de rede lag.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2018.
secretaris voorzitter