Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2444/GA, 5 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2444/GA

betreft: [klager]            datum: 5 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2017, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klagers raadsvrouw mr. K. Bruns.

Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord. De directeur van de p.i. Middelburg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 28 maart 2017 tot verlenging van de toezichtmaatregelen ‘vervoer BOT/EBV’ en ‘bij spoedtransport begeleid door politie’ in het kader van klagers plaatsing op de lijst gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM-lijst) (MB-2017-000070).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klagers gedrag is ten onrechte niet meegewogen in de belangenafweging van de directeur. Hiertoe verwijst klagers raadsvrouw naar een advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming van 27 april 2009. Daarin is bepaald dat de redelijkheid en billijkheid van de maatregelen dienen te worden afgewogen op grond van feitelijke omstandigheden in de inrichting, waaronder het gedrag van de gedetineerde. Onvoldoende is gebleken van een eigen belangenafweging van de directeur. Klager betwist dat sprake is van liquidatiegevaar. Onduidelijk is waar dit gevaar vandaan komt. In de verlengingsbeslissing wordt enkel verwezen naar een incident dat zich lang geleden heeft voorgedaan. Er zijn dan ook onvoldoende aanwijzingen die duiden op gevaar. Voorts betwist klager dat sprake is geweest van een vluchtpoging vanuit een gesloten inrichting. Hij heeft zich in 2015 onttrokken aan een penitentiair programma wegens reële levensbedreiging. De omstandigheden rondom deze onttrekking zijn niet meegenomen in de afwegingen van de directeur en ook de beklagcommissie gaat hieraan voorbij. Klagers gedrag in de inrichting geeft geen enkele aanleiding enig vluchtgevaar te vrezen. Hij wordt in het selectieadvies omschreven als een rustige man die goed meedraait op de afdeling. Klager is, hoewel de feiten en omstandigheden ongewijzigd waren gebleven, op 13 april 2017 van de GVM-lijst gehaald. Klagers raadsvrouw verwijst naar RSJ 2 november 2017, 17/1442/GA waarin klagers beroep ten aanzien van de beslissing van 27 februari 2017 tot verlenging van dezelfde toezichtmaatregelen gegrond is verklaard. De verlenging van de maatregelen was toen al niet meer noodzakelijk. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Indien noodzakelijk in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting kan de directeur aan een gedetineerde die op de GVM-lijst is geplaatst, toezichtmaatregelen opleggen. Alvorens hiertoe te beslissen dient de directeur een eigen belangenafweging over de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken. Gelet op het ingrijpende karakter van de toezichtmaatregelen moet die belangenafweging voor de gedetineerde inzichtelijk zijn en schriftelijk worden onderbouwd. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst is onvoldoende.

In de bestreden beslissing van 28 maart 2017 wordt onder het kopje ‘Beschrijving van de beschikbare informatie, waarop onderstaande maatregelen zijn gebaseerd’ het volgende vermeld: ‘‘Er is nog steeds een grote mate van liquidatiegevaar. Uit de diverse rapporten blijkt dat [klager] gezocht wordt. Waar precies de dreiging vandaan komt, is vooralsnog niet bekend. Verder heeft betrokkene zich onttrokken aan detentie in september 2015. Gezien het verleden is een verhoogde status voor [klager] gerechtvaardigd. Er is geen nadere informatie binnengekomen die aan het voorgaande afbreuk doet.’’

In RSJ 18 september 2017, 17/1082/GA heeft de beroepscommissie het beroep van klager tegen de verlengingsbeslissingen van 1 november 2016 en 1 december 2016 van dezelfde maatregelen als in de bestreden beslissing gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 35,= toegekend. De beroepscommissie stelde in die uitspraak vast dat de verlengingsbeslissingen dezelfde onderbouwing hadden. Gelet hierop was onvoldoende gebleken dat de directeur bij de beslissingen tot verlenging van de maatregelen een eigen belangenafweging had gemaakt en was onvoldoende duidelijk waarom nog steeds sprake was van een noodzaak tot voortduring van de maatregelen.

Ook in RSJ 10 november 2017, 17/1442/GA is klagers beroep tegen de verlengingsbeslissing van 27 februari 2017 met betrekking tot (eveneens) dezelfde maatregelen als in de bestreden beslissing gegrond verklaard en is een tegemoetkoming van € 17,50 toegekend. De beroepscommissie achtte, onder verwijzing naar bovengenoemde uitspraak van 18 september 2017, onvoldoende onderbouwd waarom voortduring van de toezichtmaatregelen noodzakelijk was. Van nieuwe informatie was niet gebleken. Naarmate bedoelde maatregelen langer duren, gaan bij de benodigde belangafweging klagers belangen zwaarder wegen en dient de noodzaak tot voortzetting van de maatregelen met voldoende argumenten en relevante feiten en omstandigheden te worden onderbouwd en aannemelijk gemaakt.

De onderhavige beslissing tot verlenging van de toezichtmaatregelen is andermaal op dezelfde wijze onderbouwd  als voorgaande verlengingsbeslissingen en ook in dit geval hebben zich geen nieuwe feiten en omstandigheden voorgedaan. Gelet hierop is onvoldoende onderbouwd waarom de noodzaak tot voortzetting van de maatregelen nog steeds aanwezig was. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 17,50.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 17,50.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van

M.G. Bikker, secretaris, op 5 februari 2018

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven