Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2427/GB, 6 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2427/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 6 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens

[…], verder te noemen klager,

Het beroepschrift is gericht tegen een op 14 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris.

 

De beroepscommissie heeft tevens kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep, de aanvullingen op het beroepschrift door de raadsvrouw alsmede door klager zelf, kopieën van andere klachten van klager ter toelichting op zijn beroep en de reactie op het beroepschrift van de selectiefunctionaris van 13 september 2017.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Justitieel Complex Zaanstad afgewezen

 

2.         De feiten

Klager was vanaf 12 april 2017 preventief gedetineerd en verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag in de aldaar geldende Extra Zorg Voorziening. Op 29 juni 2017 verzocht hij om overplaatsing naar het Justitieel Complex Zaanstad.  Zijn voorlopige hechtenis duurt nog voort en vooralsnog is klagers einddatum voorzien op 6 maart 2018.

 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Allereerst stelt hij dat de bestreden beslissing op zijn verzoek tot overplaatsing te laat, namelijk niet binnen zes weken, is kenbaar gemaakt. Klager voert voorts aan dat er bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die gevraagde overplaatsing rechtvaardigen. De vader van klager kan wegens diens immobiliteit hem niet bezoeken in de p.i. Zwaag. Klager kan zijn studie niet naar behoren doorlopen binnen de p.i. Zwaag. Voorts wordt klager bedreigd door personeel en medegedetineerden.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Wat betreft het tijdsverloop wijst de selectiefunctionaris er op dat na ontvangst van het overplaatsingsverzoek van klager van 20 mei 2017 – in verband met de strafzaak tegen klager en diens voorarrest – diverse adviezen moesten worden opgevraagd, waarna een selectievoorstel op 29 juni 2017 is ontvangen. De beslissing is daarna op 14 juli genomen. De selectiefunctionaris acht daarmee een redelijke termijn in acht te zijn genomen. Wat betreft de bijzondere omstandigheden heeft de selectiefunctionaris in de reactie op het beroepschrift vermeld dat inlichtingen zijn ingewonnen bij de p.i. Zwaag. Hetgeen klager en diens raadsvrouw zoals hiervoor vermeld hebben aangevoerd, wordt door de p.i. Zwaag weersproken. Klager was geplaatst op een afdeling waar medegedetineerden verblijven wegens verdenking van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor klager in voorlopige hechtenis is geplaatst en van bedreigingen is het personeel daar niet gebleken. Ook andere beschuldigingen van klager konden niet worden bevestigd. Niet duidelijk is gemaakt waarom en hoe het Justitieel Complex Zaanstad betere studiefaciliteiten aan klager zou kunnen bieden dan hetgeen in de p.i. Zwaag mogelijk is. Wat betreft de fysieke bezoekproblematiek die door de vader van klager wordt ervaren, merkt de selectiefunctionaris op dat de immobiliteit van de vader dermate ernstig is dat het geen verschil maakt of hij nu naar Zwaag of naar Zaanstad zou moeten worden gebracht. Ook zou omgekeerd bezoek kunnen worden aangevraagd. De gegevens van bezoekers aan klager laten volgens de selectiefunctionaris zien dat klager niet verstoken is van bezoek.

3.3.      Namens klager is door de raadsvrouw nog een reactie op het verweer van de selectiefunctionaris ingediend waarbij nadere onderbouwing wordt aangevoerd.

 

4.         De beoordeling

4.1.      De beroepscommissie constateert dat de raadsvrouw van klager verwijst naar artikel 17, vierde lid, van de Pbw ter toelichting op het bezwaar dat de beslissing op klagers verzoek tot overplaatsing niet binnen zes weken aan klager is kenbaar gemaakt. Genoemde bepaling ziet evenwel op de termijn na indienen van een bezwaarschrift.

4.2.      Het selectieadvies van 29 juni 2017, dezelfde datum als de datering van het overplaatsingsverzoek en de daarvoor aangevoerde gronden, geeft informatie over de detentiesituatie van klager, diens gedrag en het gegeven dat nog sprake is van voorlopige hechtenis. De door klager aangevoerde problematiek zoals bedreigingen en conflicten met personeel worden niet bevestigd, al komt daaruit wel naar voren dat klager aanvankelijk complicerend gedrag vertoonde. Tevens komt daaruit naar voren dat er weliswaar enkele beperkingen zijn bij het technisch faciliteren van de studie, maar het studeren niet onmogelijk is.

4.3.      De beroepscommissie ziet in het dossier van klager geen enkele aanwijzing waaruit onredelijke bezoekproblematiek zou kunnen blijken. Uit de aan het dossier toegevoegde medische gegevens is niet gebleken dat de beperkingen van de vader anders zouden uitwerken bij diens bezoek aan het Justitieel Complex Zaanstad dan aan de p.i. Zwaag.

4.4.      Voor hetgeen door de raadsvrouw en klager is aangevoerd om het beroep nader toe te lichten heeft de beroepscommissie in de aan het dossier toegevoegde informatie geen overtuigende  onderbouwing aangetroffen en voor hetgeen door de selectiefunctionaris wordt aangevoerd biedt het dossier voldoende aanknopingspunten. Bovendien is blijkens de registratiekaart van 5 januari 2018 nog sprake van een lopende strafzaak en voorarrest.

4.5.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 6 februari 2018

 

                                                                     

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven