nummer: 03/768/GM
betreft: [klager] datum: 11 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 28 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuid-West, locatie Torentijd te Middelburg,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 20 maart 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 10 juni 2003 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zuid-West is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 23 januari 2003, betreft de behandeling door de inrichtingsarts van klagers luchtwegen en kalknagel.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht in beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is weliswaar een inhalator vertrekt, doch de medicatie werkt niet en daardoor heeft hij nog steeds dagelijks pijn.
De behandeling van zijn kalknagel is stopgezet terwijl hij nog niet uitbehandeld is.
Tenslotte heeft klager aangevoerd dat de inrichtingsarts een middel tegen uitslag op zijn huid niet langer voorschrijft, waardoor klager last van puisten heeft.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager komt over als een gezonde en vitale man. Vanwege zijn longklachten zijn er longfoto’s gemaakt in augustus 2002 en december 2002. Er is thans geen indicatie dit onderzoek te herhalen.
Als in maart 2003 CARA-symptomen worden geconstateerd wordt klager daarvoor medicatie voorgeschreven.
Verder vraagt klager preventieve behandeling voor zwemmerseczeem. Ook hiervoor is geen indicatie aanwezig, omdat de voeten schoon zijn.
3. De beoordeling
De beroepscommissie ziet, gelet op de stukken, geen aanwijzingen dat er door de inrichtingsarts inadequaat zou zijn gehandeld ten aanzien van klagers klachten. Hiertoe wordt overwogen dat op de longfoto’s blijkbaar geen afwijkingente zien waren. Toen in een later stadium geconstateerd werd dat er sprake kon zijn van CARA is hem meteen medicatie voorgeschreven.
Ten aanzien van de voeten blijkt uit de stukken dat bij klager ten tijde van het consult geen schimmel of zwemmerseczeem aan de voeten zichtbaar was, waardoor medicatie op dat moment niet geïndiceerd was.
Wat betreft de puisten als gevolg van het staken van het voorschrijven van een middel tegen huiduitslag overweegt de beroepscommissie dat dit aspect bij de beoordeling geen rol kan spelen, aangezien klager dit eerst in beroep aan deorde heeft gesteld.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 juli 2003
secretaris voorzitter