Nummer: 17/2297/GB
Betreft: [klager] datum: 6 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager was sedert 28 augustus 2016 gedetineerd. Hij verbleef na plaatsing vanuit de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos. Op 6 juni 2017 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager toonde goed gedrag, had evenwel zware tijden in verband met verdrietige familie- en gezinsomstandigheden moeten doorstaan en heeft spijt van de drugsgebruik waarop bij is betrapt. De plaatsing in een gevangenis was disproportioneel.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was een gewaarschuwd man. Binnen een maand na de vorige overtreding is opnieuw drugsgebruik bij klager geconstateerd.
3.3. Overigens is klager na ruim twee maanden alsnog weer een kans geboden ten behoeve van de voorbereiding op het beëindigen van zijn detentie en is klager in het penitentiair programma van Exodus geplaatst.
4. De beoordeling
4.1. Klager is inmiddels in vrijheid gesteld omdat zijn detentieperiode was beëindigd.
4.2. Aangezien klager compensatie verzoekt voor het naar zijn mening onterechte besluit van de selectiefunctionaris zal de beroepscommissie niettemin het beroep beoordelen.
4.3. Deelnemers aan een detentieprogramma waarbij vrijheden worden verleend met het oog op resocialisatie dragen een grote verantwoordelijkheid om verantwoord en juist met die vrijheden om te gaan. Van een gedetineerde die wegens een drugsdelict een gevangenisstraf ondergaat en zelf gebruiker is, kan niet worden aanvaard dat met gebruikmaking van die vrijheden drugs worden gebruikt. Bij klager is twee maal, kort achtereen, tijdens zijn verblijf in een b.b.i. drugsgebruik geconstateerd. Terugplaatsing in een gevangenis was daarna een logische beslissing. De spanningen die klager heeft moeten doorstaan wegens treurige familieomstandigheden maken dat niet anders.
4.4. Het gegeven dat klager na ruim twee maanden een nieuwe kans is geboden om aan een programma met vrijheden deel te nemen, maakt de eerdere reactie op zijn herhaald drugsgebruik tijdens zijn verblijf in een b.b.i. niet minder juist.
4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 6 februari 2018
secretaris voorzitter