Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2280/GB, 12 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

 

 

Nummer:           17/2280/GB

 

Betreft: [klager]                       datum: 12 februari 2018

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een op 12 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

 

De feiten

Klager is sedert 16 november 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van het Justitieel Complex Zaanstad. Op 9 juni 2017 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Lelystad, een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

 

De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het gegeven dat klager wegens ontbreken van een gevangenis in het arrondissement Amsterdam moet worden geplaatst in een aanpalend arrondissement is klager bekend. In plaats van p.i. Lelystad in aanpalend arrondissement Midden Nederland had plaatsing in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard ook gekund en daar gaat de voorkeur van klager ook naar uit. Bovendien is niet gebleken van enig programma  met of ten behoeve van de resocialisatie van klager onder de noemer Top 600.

 

Klager wenst compensatie voor de naar zijn mening onredelijke plaatsing en weigering aan zijn verzoek te voldoen.

 

De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Er zijn beleidsafspraken gemaakt over detentieplaatsen voor overlastgevende veelplegers in Amsterdam. Daarvoor is onder de noemer Top600 aanpak de p.i. Lelystad aangewezen. Klager valt in die categorie. Die inrichting ligt in een aanpalend arrondissement. Aan het vereiste van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is daarmee voldaan.

 

De beoordeling

Ten tijde van de bestreden overplaatsing was klager veroordeeld  tot een gevangenisstraf voor de duur van 87 maanden, hetgeen klager plaatst in de categorie langgestraften. Klager is vanaf zijn 18e jaar meermalen veroordeeld wegens vermogensdelicten. Door de raadsman van klager wordt niet weersproken dat er een beleidsafspraak over plaatsing van overlastgevende veelplegers in Amsterdam bestaat, doch hij stelt dat klager daarvan nog niets heeft gemerkt, waarmee de noodzaak hem in Lelystad te plaatsen ontbreekt.

 

De beroepscommissie maakt uit de aan het dossier toegevoegde informatie op dat klager na zijn veroordeling in hoger beroep is gegaan, zodat nog sprake was van voorlopige hechtenis ten tijde van de overplaatsing. Daarbij wenste klager blijkens de rapportage in het selectieadvies zich met betrekking tot zijn delict te beroepen op zijn zwijgrecht en wilde hij niet meewerken met de reclassering. Ook wilde hij niet spreken met zijn zogenoemde regisseur, een persoon van de GGD die met hem persoonlijk wilde spreken.

 

Gelet op die proceshouding, de recidive en de lange gevangenisstraf die aan klager werd opgelegd komt het argument van klager, dat hij van een bijzonder resocialisatieprogramma in de p.i. Lelystad nog niets had gemerkt en dat daarom er geen reden was hem in de p.i. Lelystad te plaatsen, weinig overtuigend over.

 

Lelystad is gelegen in het aan Amsterdam aanpalend arrondissement waarmee aan de Regeling is voldaan.

 

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en de beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren.

 

De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 12 februari 2018

 

                                                                            

 

  secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Naar boven