nummers: 17/2222/GA, 17/2223/GA, 17/2234/GA, 17/2245/GA en 17/2246/GA
betreft: [klager] en vier andere klagers (zie bijlage) datum: 5 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[…] en vier andere klagers (zie bijlage), verder te noemen klagers,
gericht tegen de uitspraken van 29 juni 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord – namens klagers – […] en […] en […], juridisch medewerker bij de locatie Sittard. Klagers zijn ter zitting bijgestaan door mr. R.I. Kool, die eveneens waarnam voor mr. J.J. Serrarens, raadsvrouw van […].
De klagers die niet zijn uitgenodigd ter zitting te verschijnen, is bericht dat de beroepscommissie […] als woordvoerder zou uitnodigen en dat zij desgewenst het beroep schriftelijk nader konden toelichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Ter zitting heeft […] aanvullende stukken overgelegd. Een kopie hiervan is verzonden aan klagers, mr. J.J. Serrarens en de directeur van de locatie Sittard.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat het afdelingshoofd klagers heeft toegezegd apparatuur die reeds in hun bezit was op naam te laten zetten en te laten verzegelen, maar dat de directeur dit heeft geweigerd (G-2017-000219, G-2017-000229, G-2017-000222, G-2017-000221 en G-2017-000223).
De beklagrechter heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klagers en de directeur
Door en namens klagers is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 11 april 2017 zou op de afdeling een spitactie plaatsvinden. Klagers zijn in het bezit van een aantal spullen die niet op hun naam staan. Het afdelingshoofd verzekerde hun – met toestemming van de directeur – dat de spullen die niet op naam stonden, alsnog op naam gezet en verzegeld zouden mogen worden. Klagers brachten daarop hun spullen zelf naar de fouillering en betaalden de verzegelingskosten. Een week later werd het geldbedrag echter teruggestort. Toen klagers hun spullen weer wilden ophalen, zei de directeur volgens hen dat de spullen zouden worden vernietigd. De directeur zou hebben erkend dat het niet netjes was gegaan, maar gaf geen toestemming de spullen alsnog in te voeren. De spullen mochten alleen uitgevoerd worden. Het gaat om de vraag of er gerechtvaardigd vertrouwen was op de toezegging van het afdelingshoofd af te gaan. Anders dan de directeur in beklag heeft aangevoerd, zijn de spullen niet tijdens de spitactie aangetroffen. Bovendien dateren de klaagschriften van vóór de spitactie. De directeur stelt dat is gezegd dat alleen de spullen die slecht verzegeld waren, alsnog verzegeld mochten worden. Dit klopt niet. Voorts is een aantal spullen dat op cel was blijven staan, na de spitactie wel op naam gezet. Indien de spullen niet naar de fouillering waren gebracht, was alles gewoon op naam gezet. De spullen zijn niet vernietigd. Er kunnen spullen van een lijst worden gekocht, maar die zijn duur. Klagers willen dat de spullen aan hen worden teruggegeven.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Ingevolge de huisregels zijn spullen die niet op naam staan, verboden waar. Er is vooraf gecommuniceerd dat goederen die niet op naam staan, uit de cel worden verwijderd. Mocht iets mis zijn met de verzegeling, dan kan dit worden verholpen. Het is niet de bedoeling dat illegaal verkregen spullen op deze manier gelegaliseerd kunnen worden. De spullen zijn niet tijdens de spitactie in beslag genomen. Het betreffende afdelingshoofd heeft gezegd dat alleen spullen die op naam staan, alsnog verzegeld kunnen worden. De directeur zal nagaan of het klopt dat spullen die na de spitactie niet in beslag zijn genomen, alsnog op naam zijn gezet.
3. De beoordeling
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat klagers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat het afdelingshoofd – met toestemming van de directeur – heeft toegezegd dat hun spullen op hun naam zouden worden gezet en zouden worden verzegeld en dat is geweigerd die toezegging na te komen. Dit wordt onder meer ondersteund door het feit dat voorafgaand aan de spitactie op 11 april 2017 een geldbedrag ten behoeve van verzegeling van hun rekening-courant is afgeschreven en dat dit geldbedrag nadien is teruggestort. Het gaat hierbij dan ook om een beklagwaardige beslissing van de directeur. De beroepscommissie zal daarom de uitspraken van de beklagrechter vernietigen en klagers alsnog ontvankelijk verklaren in hun beklag.
Klagers hebben aan voornoemde toezegging het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat hun spullen op hun naam zouden worden gezet en verzegeld zouden worden. De beslissing van de directeur die toezegging niet na te komen, kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als redelijk of billijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag daarom alsnog gegrond verklaren en de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagrechter, verklaart klagers alsnog ontvankelijk in hun beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing van de directeur en draagt de directeur op binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 5 februari 2018
secretaris voorzitter
Bijlage
Klagers
1. […]
2. […]
3. […]
4. […]
5. […]