nummer: 03/710/GM
betreft: [klager] datum: 11 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 20 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 7 maart 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 10 juni 2003 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Veenhuizen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het ongedateerde verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het verplicht afbouwen van methadon.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij gebruikt al 19 jaar methadon. Daarnaast krijgt hij vanwege een post traumatisch stress syndroom 2 x daags seroxat.
Nu wordt hem medegedeeld dat hij een verklaring moet ondertekenen dat hij niet bijgebruikt en dat de methadon verplicht wordt afgebouwd als blijkt dat klager desondanks andere middelen zou hebben gebruikt.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft dagelijks zijn onderhoudsdosis methadon verstrekt gekregen, totdat bleek dat hij zich overdoseerde. Niet bekend is van wie of op welke wijze klager de extra doses methadon kreeg. Wel stond vast dat klager zich op dezewijze intoxiceerde. De onderhoudsdosis methadon is vervolgens afgebouwd, omdat niet duidelijk was welke middelen klager allemaal had geslikt. Klager wilde daar niets over kwijt, maar vertoonde dermate bizar gedrag datvoorzichtigheid ten aanzien van welke medicatie dan ook geboden was.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt op basis van de stukken, waaronder met name de schriftelijke reactie op het beroepschrift van de inrichtingsarts tot het oordeel dat de inrichtingsarts op basis van klagers gedrag heeft kunnen vaststellendat er sprake was van bijgebruik in welke vorm dan ook. Nu klager zich daar desgevraagd niet over wilde uitlaten, en het risico zeer wel aanwezig was dat klager zich zelf, indien hij dit gebruik naast de door de inrichtingsartsverstrekte onderhoudsdosis methadon, zou kunnen overdoseren, heeft de inrichtingsarts in redelijkheid kunnen en ook moeten besluiten de onderhoudsdosis af te bouwen.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 juli 2003
secretaris voorzitter