Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2103/GB, 8 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2103/GB

Betreft:            [klager]            datum: 8 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. Hoogmoed, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juni 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 11 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Nieuwegein. Op 24 mei 2017 is hij overgeplaatst naar de p.i. Zwaag, waar een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau geldt.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verbleef sinds 3 juli 2015 in de p.i. Nieuwegein. Ten aanzien van het functioneren in de inrichting is in het selectieadvies van 24 mei 2017 opgenomen dat klager zich goed aan de regels houdt en dat in de afgelopen periode geen onvertogen woord is gevallen. Binnen de p.i. Nieuwegein heeft klager geen disciplinaire straf of maatregel gekregen. Op 20 april 2017 is besloten klager te plaatsing in een stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i), gevolgd door plaatsing in een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht). Op 15 mei 2017 is dit besluit ingetrokken op grond van een melding van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (het GRIP). De melding van het GRIP ziet niet op het functioneren van klager binnen de inrichting en dit is onvoldoende om daaruit een ernstig vermoeden van voortgezet crimineel handelen binnen detentie te destilleren. Klager is van mening dat de beslissing op bezwaar onvoldoende concrete redenen benoemt waarom het noodzakelijk is voor de orde, rust en veiligheid klager over te plaatsen. De feiten waarvoor klager is veroordeeld, kunnen geen reden voor overplaatsing zijn. Klager is nimmer aangesproken op het contact met de medegedetineerde en hem is niet duidelijk waarom dit contact problematisch is. Het hebben van contacten is inherent aan detentie.

Er zijn geen concrete aanwijzingen dat sprake is van voortgezet crimineel handelen in detentie.

Het beroep van klager ziet niet op een verzoek tot terugplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, ook niet bij een gegrondverklaring van het beroep.

 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar voor een poging tot moord. Het GRIP heeft bij rapportage van 11 mei 2017 de directie van de p.i. Nieuwegein geadviseerd aan klager geen vrijheden toe te kennen vanwege ontvangen informatie, waaruit blijkt dat met betrekking tot klager nog steeds sprake is van een verhoogd risico. Uit informatie van het GRIP blijkt dat klager thans – onder meer – is gedagvaard voor een ander levensdelict en dat klager voornemens zou zijn – zodra hij vrijheden heeft – […] om het leven te (laten) brengen. Het verstrekken van meer informatie over het onderzoek waaruit deze informatie is voortgekomen, zou het onderzoek ernstig schaden. Voorts is besloten in het operationeel overleg het risicoprofiel van klager op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) te wijzigen in ‘verhoogd’.

De directie van de p.i. heeft met spoed verzocht klager over te plaatsen naar een andere inrichting, omdat een ernstig vermoeden van voortgezet crimineel handelen binnen detentie bestaat. Klager en de medegedetineerde […], met wie klager opvallend vaak contact zocht in de p.i. Nieuwegein, komen beiden uit de liquidatiesfeer. Uit de aanvulling op het selectieadvies volgt dat klager en [medegedetineerde] elkaar veelvuldig in de gang ontmoeten (minimaal 3 keer per week) en op deze momenten veelvuldig met elkaar in gesprek zijn. Het scheiden van klager en [medegedetineerde], beide jongens in de liquidatiesfeer, is niet mogelijk gebleken. Gelet hierop, in combinatie met de ontwikkelingen en ernst rondom de openstaande zaak, het intrekken van de fasering, de verandering van status van klager en zijn detentieverleden, acht de directie de kans op incidenten zeer groot. Het Openbaar Ministerie ondersteunt het verzoek van de directie van de p.i. Nieuwegein.

De selectiefunctionaris geeft te kennen dat voldoende concrete redenen aanwezig waren te veronderstellen dat de orde, rust en veiligheid in de inrichting in het geding zouden komen.

 

4.         De beoordeling

Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de selectiefunctionaris het bezwaarschrift van klager tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de p.i. Zwaag, ongegrond te verklaren. In het beroepschrift van 3 juli 2017 staat vermeld dat het beroep van klager niet ziet op een verzoek tot terugplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, ook niet bij een gegrondverklaring van het beroep. Nu door of namens klager niet om een tegemoetkoming is verzocht, heeft klager geen belang meer heeft bij het beroep en kan klager niet in het beroep worden ontvangen.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 8 februari 2018.

         

 

 

            secretaris                                               voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven