Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2080/TP, 12 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2080/TP

Betreft: [klager]            datum: 12 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

tegen een (fictieve) beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen verweerder.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klager niet (tijdig) geplaatst in een tbs-inrichting.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 12 juli 2012 de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. In 2016 is de vordering van de officier van justitie op de voet van art. 509i Wetboek van Strafvordering toegewezen en is klager geplaatst in het huis van bewaring in Alphen aan de Rijn. Vanwege de psychische gesteldheid van klager is hij bij beslissing van 3 mei 2017 geplaatst in PPC Scheveningen. De rechtbank Den Haag heeft de vordering van de officier van justitie tot omzetting van tbs met voorwaarden in een tbs met dwangverpleging op 18 juli 2017 afgewezen. Deze beslissing is op 16 augustus 2017 onherroepelijk geworden. Op diezelfde dag is klager in vrijheid gesteld.

 

3.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

Op grond van artikel 76 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de selectiefunctionaris zorg voor de plaatsing van tbs-passanten in een tbs-inrichting. Klager verblijft echter al ruim negen maanden in detentie, terwijl hij volledig detentieongeschikt is en hem binnen drie maanden een behandeltraject had moeten worden aangeboden. Klager verzoekt overplaatsing naar een tbs-inrichting en toekenning van een tegemoetkoming. Voorts wenst hij ter zitting het beroep nader toelichten.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.

Klager heeft pas in het kader van het onderhavige beroep verzocht om overplaatsing naar een tbs-inrichting. Derhalve kan niet worden gezegd dat is geweigerd te beslissen op een verzoek tot overplaatsing. Daar komt bij dat klager op 16 augustus in vrijheid is gesteld en in zoverre geen belang meer heeft bij zijn beroep, zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Ten aanzien van de gevraagde tegemoetkoming wordt het volgende opgemerkt. Overplaatsing naar een tbs-inrichting is niet aan de orde geweest omdat klager in de P.I. Alphen niet vast zat op grond van een bevel tot tbs met dwangverpleging en de gestelde detentieongeschiktheid niet is onderbouwd en daarvan ook overigens niet is gebleken.

 

4.         De beoordeling

De beroepscommissie acht zich door de inhoud van de stukken voldoende geïnformeerd, zodat klagers verzoek in de gelegenheid te worden gesteld ter zitting zijn beroep nader toe te lichten, wordt afgewezen.

Artikel 76 Pbw heeft, evenals de artikelen 11 en 12 Bvt, alleen betrekking op degenen aan wie tbs met dwangverpleging is opgelegd. Nu aan klager tbs met voorwaarden was opgelegd, zijn voornoemde bepalingen dus niet van toepassing. Dit brengt mee dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M.  Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2018.

 

 

                         

           

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven