Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1723/GA, 13 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1723/GA

betreft: [klager]            datum: 13 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Roermond,

 

gericht tegen een uitspraak van 23 mei 2017 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager (R 2017/78), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.W.E. Luiten, en […], juridisch medewerker bij de locatie Roermond. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf d.d. 15 november 2016 van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens weigering deelname aan de arbeid en provocerend en beledigend gedrag, op 16 november 2016 voor de resterende vijf dagen omgezet in vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens belediging en het niet opvolgen van opdrachten van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het landelijk sanctiebeleid is richtinggevend en niet per definitie leidend. Uit de verslagen en schriftelijke mededelingen van de opgelegde disciplinaire straffen is voor klager voldoende inzichtelijk op welke gronden hij is gesanctioneerd. Klager heeft herhaaldelijk personeel beledigd, werkte niet mee, heeft opdrachten van het personeel genegeerd en heeft zich verzet tijdens zijn plaatsing in een strafcel. Klager heeft de orde en veiligheid in de inrichting herhaaldelijk ernstig verstoord en bleef ook na de tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straffen hiermee doorgaan.

De directeur meent dat hij de vrijheid heeft af te wijken van de landelijke sanctiekaart. Gelet op de ernst van de gedragingen was er voldoende aanleiding klager een hogere straf op te leggen. Dit is niet expliciet genoemd, maar blijkt uit de schriftelijke mededeling en de verslagen.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur is ten onrechte afgeweken van de landelijke sanctiekaart. De verslagen bevatten geen concrete aanduiding van de beschuldigingen.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a jo. artikel 50, eerste lid van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Aan klager is op 15 november 2016 een disciplinaire straf opgelegd van zes dagen opsluiting op eigen cel, die vanwege een nieuw incident op 16 november 2016 is omgezet naar een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de resterende vijf dagen. De incidenten hebben betrekking op het weigeren deel te nemen aan de arbeid, het beledigen van het personeel en het niet opvolgen van opdrachten van het personeel.

De landelijke sanctiekaart 2016 gaat bij een verbale agressie en het weigeren van een opdracht van het personeel (telkens) uit van een corrigerend gesprek, een waarschuwing en maximaal drie dagen eigen cel. Omtrent de werkweigering is niet gebleken dat klager vaker heeft geweigerd naar de arbeid te gaan. De landelijke sanctiekaart 2016 gaat bij de eerste maal werkweigering uit van een waarschuwing. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur is afgeweken van dit landelijke kader, nu een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel is opgelegd. In beginsel kan de directeur ten nadele van klager afwijken van de sanctiekaart, doch een beslissing hiertoe dient te worden gemotiveerd; de overwegingen van de directeur dienen voor klager kenbaar te zijn. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in de strafoplegging onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het aangewezen was ten nadele van klager af te wijken van de landelijke sanctiekaart. De in de verslagen beschreven incidenten bieden zonder verdere toelichting onvoldoende grond om een afwijking als in dit geval te onderbouwen. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven