Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0218/JA, 3 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/218/JA

betreft: [klager] datum: 3 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 27 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Overberg, te Overberg,

gericht tegen een uitspraak d.d. 9 januari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1981], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 maart 2003, gehouden in de Rijksinrichting voor Jongens ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord de directeur van voormelde locatie Overberg, drs. [...], en klager, bijgestaan door zijnraadsman mr. P.J. Roelse.
Na de zitting heeft de directeur desgevraagd nadere schriftelijke gegevens verstrekt. Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, hetgeen hij heeft gedaan bij brief van 6 juni 2003.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 24 uur opsluiting in een strafcel, wegens klagers weigering mee te werken aan een urinecontrole.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het volgende aangevoerd. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep zal nog worden nagegaan op welke datum de uitspraak van de beklagrechter is ontvangen.
Voorts is de aan klager opgelegde disciplinaire straf wel bevoegdelijk genomen. Het desbetreffende afdelingshoofd is per 1 december 2001 door de Staatssecretaris van Justitie aangewezen als vervanger van de directeur, zoals uit deovergelegde beschikking d.d. 12 november 2001 blijkt.
De verplichting om een urinecontrole te ondergaan is in de wet – en in het verlengde daarvan in de huisregels - met zoveel woorden geregeld. Los daarvan wordt iedere jeugdige bij binnenkomst in de inrichting de mogelijkheid gebodengeheel vrijwillig een zogenaamd drugs- en alcoholcontract met de inrichting af te sluiten. Daarmee kan iemand zijn bereidheid tonen mee te willen werken aan zijn behandeling. Wellicht dat het enige onduidelijkheid geeft over deverplichting die hoe dan ook blijft bestaan om mee te werken aan een urinecontrole. De urinecontroles die worden afgenomen zijn overigens voor alle bewoners gelijk.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij had het bewuste contract niet getekend. Dat contract wekte de indruk dat urinecontroles vrijwillig zijn. Het niettekenen ervan zou als consequentie hebben dat hij geen verlof zou krijgen. Hiervoor had hij gekozen. Pas naderhand zijn de huisregels op dat punt verduidelijkt. Eigenlijk wist hij destijds ook wel dat hij verplicht was aan deurinecontrole mee te werken. Op de bewuste dag hebben ook andere jongens de urinecontrole geweigerd. Echter, alleen voor hem had dat de consequentie dat hij in afzondering op de Prattenburg werd geplaatst.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt aan de hand van de door de directeur nader verstrekte schriftelijke gegevens vast dat de uitspraak van de beklagrechter, blijkens de datumstempel op de begeleidende brief van de commissie van toezicht, bijde directie is ingekomen op 16 januari 2003. Zoals in die brief alsook onder de uitspraak staat vermeld, moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van deuitspraak worden ingediend. De zevende dag na 16 januari 2003 is donderdag 23 januari 2003. Het beroepschrift is evenwel gedateerd en verzonden op 24 januari 2003, zodat het beroep gelet op het bepaalde in artikel 74, eerste lid,Bjj te laat is ingediend. Dit betekent dat de directeur niet in zijn beroep kan worden ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de directeur niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. S.H. Hartman-Faber en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 3 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven