Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0636/TP, 2 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/636/TP

betreft: [klager] datum: 2 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 13 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.S.E.M. Cantineau, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S.E.M. Cantineau om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 7 maart 2003 verlengd tot 5 juni 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 29 december 1999 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
Klager kwam vanaf 8 januari 2001 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling (tbs). De Minister heeft bij beschikking d.d. 18 mei 2001 besloten tot plaatsing van klager in het ForensischPsychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht te Balkbrug.
De tbs van klager is ingegaan op 8 september 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) Noord te Hoogeveen.
Klager is op 24 maart 2003 in het FPC Veldzicht geplaatst.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De met uitreiking van beslissingen belaste medewerker van de p.i. Noord, locatie De Grittenborgh, heeft meegedeeld dat de beslissing tot verlenging van de passantentermijn op 10maart 2003 aan klager is uitgereikt. Klager is het niet eens met die beslissing, omdat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en geen legale verblijfstatus heeft. Om die reden kan hij niet in een tbs-inrichting geplaatst enbehandeld worden en had hem so wie so geen tbs-maatregel opgelegd mogen worden. Wel is het zo dat elke dag van het verblijf van een tbs-passant in een p.i. er een teveel is, wanneer de rechter heeft geoordeeld dat de betrokkenebehandeld dient te worden.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak de tbs-maatregel opgelegd omdat de algemene veiligheid van personen en goederen de verpleging eist. Klagers stelling dat hij niet ter beschikking gesteld had mogen worden,is niet ter beoordeling van de beroepscommissie en dient dan ook buiten beschouwing te blijven.
Klager is op 25 februari 2003 gehoord met het oog op de beslissing d.d. 3 maart 2003 tot verlenging van de passantentermijn. Er valt niet meer te achterhalen wanneer de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt. Om die reden zalhet beroep formeel gegrond zijn.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager verbleef op dat moment zes maanden in een p.i. alstbs-passant. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in de p.i.onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Daar klager op 24 maart 2003 in FPC Veldzicht is geplaatst, is in het kader van het beroep geen medische verklaring uitgebracht.

4. De beoordeling
De stelling namens klager dat hem geen tbs-maatregel opgelegd had mogen worden, valt buiten de reikwijdte van het onderhavige beroep. Klager kan zijn bezwaren, voor zover betrekking hebbend op een eventuele verlenging van deopgelegde tbs, voorleggen aan de rechter die over de verlenging van de tbs-maatregel beslist. In de onderhavige procedure is uitsluitend de verlenging van de passantentermijn aan de orde.

Klager is op 25 februari 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 7 maart 2003 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 3 maart 2003 geïnformeerd over de verlenging daarvan, maar volgens de Minister isniet te achterhalen wanneer die brief aan klager is uitgereikt. Op grond daarvan acht de Minister het beroep formeel gegrond. Volgens klager is die brief hem op 10 maart 2003, derhalve na het verstrijken van de passantentermijn,uitgereikt.
In het licht van het vorenstaande kan er van worden uitgegaan dat niet tijdig is voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister totverlenging van de passantentermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van tbs-gestelden zijningegaan dan wel, zoals in het geval van klager, de Regeling van de Wet Fokkens van toepassing is verklaard, waardoor hij vóór aanvang van de tbs op een wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting is geplaatst.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Daar klager op 24 maart 2003 in FPC Veldzicht is geplaatst, is in het kader van het beroep geen medische verklaring uitgebracht. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagersverblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in de p.i. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 7 maart 2003 tot 24 maart 2003, de datum waarop klager in een tbs-inrichting is geplaatst. Nu de bestreden beslissing d.d. 3 maart 2003 op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie mettoepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestredenbeslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager ineen tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 7 maart 2003 tot 24 maart 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven