nummer: 03/908/GA
betreft: [klager] datum: 8 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 4 april 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2003, gehouden in de locatie Ooijerhoek te Zutphen, is klager gehoord.
De directeur van voornoemd h.v.b. heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het op 5 maart 2003 niet mogen luchten.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef op 5 maart 2003 tijdelijk op de bijzondere zorgafdeling van het h.v.b. De hele afdeling mocht op die dag niet luchten. Als reden werd gegeven dat de portofoons niet zouden werken. Terwijl klager in zijn cel verbleefhoorde hij hoe de bewaarders communiceerden met de portofoons. Klager werd die dag wel in de gelegenheid gesteld bezoek van zijn advocaat te ontvangen. Daarnaast was klager afgezonderd en had hij alleen moeten luchten. Er wasdaarom, ook als de portofoons het niet zouden hebben gedaan, geen reden om klager binnen te houden. De directeur heeft geen extra luchtmogelijkheid aangeboden. Indien er compensatie was geboden, was klager niet in beklag gegaan. Eris alleen maar gezegd dat het luchten niet door kon gaan.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3.
De beoordeling
Onweersproken is dat klager op 5 maart 2003 niet heeft mogen luchten. Op grond van het bepaalde in artikel 49, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheidzich daar niet tegen verzet. In het derde lid van eerdergenoemd artikel 49 van de Pbw wordt aan de directeur opdracht gegeven er zorg voor te dragen dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur inde buitenlucht te verblijven. Klager is door de beslissing van de directeur, inhoudende dat de gedetineerden op 5 maart 2003 niet mochten luchten, rechtstreeks in zijn rechtspositie geraakt. Om die reden is de beslissing van dedirecteur klachtwaardig. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven. Klager dient alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag inhoudelijk beoordelen.
Klagers wettelijke recht op (tenminste) een uur verblijf in de buitenlucht is, zoals hiervoor overwogen, op 5 maart 2003 geschonden. Om die reden dient het beklag gegrond te worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van eeneventueel toe te kennen tegemoetkoming. De directeur heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De beroepscommissie neemt bij de vaststelling van de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming in aanmerking, dat de directeur nahet uitvallen van het luchtmoment op 5 maart 2003 geen enkele tegemoetkoming, al dan niet in de vorm van een extra luchtmoment op een andere datum, aan klager heeft gegeven. De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkomingvaststellen op € 5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juli 2003
secretaris voorzitter