Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0999/GV, 10 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/999/GV

betreft: [klager] datum: 10 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W.Spoelstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 april 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Het verlof is afgewezen vanwege veelvuldige recidive. Behalve een uitspraak uit 1992 alsmede een detentie van 6 weken in plaats van een werkstraf, is er geen contact met justitie genoemd door klager. Zijn gedrag is in het geheelniet meegewogen, terwijl de raadsman geen negatief gedrag van klager kan waarnemen tijdens het spreekuur. Klager verblijft op de afdeling Maatschappelijke Integratie (M.I.), er is geen kritiek op het verlofadres vernomen en een op 6mei 2003 verleend incidenteel verlof is correct verlopen. Klager is bezig zijn leven na deze detentie weer op te bouwen en heeft een werkkring gevonden bij de Rotterdamse Boxvereniging. Er is niet gekeken naar de mogelijkheid hetverlof onder voorwaarden toe te kennen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een detentieverleden dat teruggaat tot 1992. Hij pleegde toen zijn eerste delict, waarvoor hij twee maanden in een tuchtschool is geplaatst. Vanaf 1996 tot heden zijn er jaarlijks contacten van klager met justitie,waarbij de delicten steeds gewelddadiger worden. Hij heeft ook tijdens een proeftijd gerecidiveerd. Het openbaar ministerie en de politie hebben bezwaar tegen het gevraagde verlof. Het namens klager genoemde incidenteel verlof is nade afwijzende beslissing verleend en betreft een beslissing van de directeur. Het verlof is niet afgewezen omdat klagers gedrag niet goed zou zijn. Het gaat om objectieve criteria die bij de beslissing zwaar worden gewogen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager verblijft op de M.I.-afdeling. Hij is welkom op het verlofadres, bij zijn vader te Schiedam. Klager is een rustigegedetineerde die correct is in de omgang.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam geeft, met verwijzing naar een eerder negatief advies van november 2002, wederom een negatief advies. Klager is veroordeeld omdat hij in groepsverband een grootaantal inbraken heeft gepleegd. Tevens heeft hij een gestolen bestelauto voorhanden gehad. Uit de documentatie blijkt dat klager reeds vele malen is veroordeeld voor vermogensdelicten. Gelet op de aard en ernst van het delict,alsmede het gevaar voor recidive komt verlofverlening onverantwoord voor. De officier van justitie is wel bereid aan het einde van de detentie, mits zich geen andere contra-indicaties hebben voorgedaan, positief te adviseren. Klagermoet éénmaal in de gelegenheid worden gesteld om zich door middel van verlof voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.
De politie te Rotterdam geeft aan dat het gezien het verleden van klager en de gewelddadige misdrijven die hij heeft gepleegd, niet is aan te bevelen hem verlof te verlenen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens diefstal onder strafverzwarende omstandigheden. Aansluitend dient hij tweemaal een gevangenisstraf van een maand te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 14 september 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 3 dagen en in totaal 11 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriftente ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 4 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof onvoldoendeaanwijzingen zijn. Klager verblijft op de M.I.-afdeling en heeft concrete stappen gezet voor het vinden van een werkkring na de detentie. Een in dit kader verleend incidenteel verlof is goed verlopen. De directeur van de inrichting,waar men klager dagelijks meemaakt, heeft positief geadviseerd op de verlofaanvraag. Er is sprake van een aanvaardbaar verlofadres. Hiertegenover staat een indrukwekkende recidivestaat die aan de verlening van verlof in de weg zoustaan, indien een verzoek hiertoe eerder tijdens de detentie zou zijn gedaan. De v.i.-datum is inmiddels echter zeer nabij. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevendebetekenis dient te worden toegekend. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk wordenaangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven