Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0015/SGA, 3 januari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:03-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 18/0015/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 3 januari 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift ingediend door

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond van de penitentiaire inrichting Zuid Oost.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 2 januari 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie voor de duur van vier dagen, ingaande op 2 januari 2018 om 14.30 uur en eindigend op 6 januari 2018 om 8.30 uur, wegens het voortdurend vertonen van provocerend gedrag naar een medegedetineerde.

 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 januari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 3 januari 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat  het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen het verslag van 1 januari 2018 en de oplegging disciplinaire straf van 2 januari 2018 omtrent het onderhavige voorval, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker verbaal agressief gedrag vertoonde nadat hij gewaarschuwd was dat niet meer te doen. Verzoeker heeft hiermee de orde, rust en veiligheid op de afdeling in gevaar gebracht.

Gelet daarop kon de directeur een sanctie opleggen. Voorlopig oordelend acht de voorzitter echter  - gelet op het  algemeen geldende beleid binnen de penitentiaire inrichting inzake sancties zoals neergelegd in (onder meer) de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 en gelet op de motivering van de beslissing van de directeur - de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel zonder televisie van vier dagen niet proportioneel en dus niet redelijk en billijk. Volgens de Sanctiekaart 2016 is voor verbale agressie een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in eigen cel passend. In de beslissing is niet uitgelegd waarom besloten is om af te wijken van de Sanctiekaart 2016. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzitter termen aanwezig om het schorsingsverzoek toe te wijzen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur.

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 3 januari 2018

 

 

           

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven