Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0085/STA, 11 januari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:11-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer          : 18/85/STA

 

Betreft : [verzoeker]    datum: 11 januari 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Pompestichting te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting, inhoudende bezoek onder toezicht en beperking tot een uur per week, gedurende vier weken, op de grond dat de drugshond bij het bezoek van verzoeker is gaan zitten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 10 januari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 11 januari 2018.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.

De bezoekbeperking is ten onrechte opgelegd waardoor verzoeker gedurende een maand geen privacy met zijn vriendin heeft. De drugshond vergist zich. Verzoekers vriendin gebruikt geen alcohol en/of drugs en heeft nooit contrabande meegebracht. Ook is sprake van willekeur nu de drugshond niet is gaan zitten bij een bezoekster van een medepatiënt die heeft bekend dat zij is aanraking met drugs is geweest. De bezoekbeperking is disproportioneel en niet noodzakelijk nu verzoekers bezoek gefouilleerd en/of door de drugshond getest kan worden.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.

Daar de drugshond op 7 januari 2018 reageerde op verzoekers bezoek is het bezoek die dag conform de huisregels geweigerd. Besloten is verder het bezoek de komende vier weken te beperken tot een uur bezoek per weekend en dit onder toezicht te laten plaatsvinden om zo mogelijk gebruik en/of handel in gedragsbeïnvloedende middelen te voorkomen ter waarborging van de orde en veiligheid in de inrichting. Verzoeker wordt derhalve in staat gesteld om zijn bezoek te ontvangen, maar niet op de wijze zoals hij wenst. Na deze vier weken zal het verloop van de bezoeken door het behandelteam worden geëvalueerd. Ook zal een gesprek moeten plaatsvinden tussen het bezoek en de medewerker FMW.

 

2.         De beoordeling

Verzoeker kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in het verzoek worden ontvangen nu hij geeft gesteld dat de bezoekbeperking een schending van het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van zijn privacy en/of familie- of gezinsleven inhoudt.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de bezoekbeperking in strijd is met artikel 8 EVRM dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval.

De weigering van bezoek op 7 januari 2018 staat thans niet ter beoordeling, maar de reden daarvan ligt tevens ten grondslag aan de opgelegde bezoekbeperkingen en wordt door verzoeker betwist. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de inrichting een groot belang bij het weren van drugs uit de inrichting en kan de inrichting een bezoeker bij wie de drugshond is gaan zitten in beginsel aanmerken als een potentieel risico voor de orde en veiligheid in de inrichting en de toegang tot de inrichting weigeren zonder nader onderzoek te doen naar de bezoeker of de situatie indien zich geen omstandigheden voordoen die aanleiding zouden moeten geven nader onderzoek te verrichten.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan dezelfde grondslag gelden voor het tevens opleggen van een bezoekbeperking als in het onderhavige verzoek aan de orde is.

Op grond van de thans beschikbare gegevens kan, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, in dit geval niet gezegd worden dat de bezoekbeperking ten onrechte is opgelegd vanwege het feit dat de drugshond bij het bezoek van verzoeker is gaan zitten.

De bezoekbeperkingen zijn tweeërlei, te weten beperking in frequentie van bezoek en het toezicht op het bezoek.

Wat betreft de beperking in frequentie van het bezoek naar een uur per weekend overweegt de voorzitter dat uit de inlichtingen van de inrichting naar voren komt dat deze bezoekbeperking niet inhoudt dat verzoeker de komende vier weken van elk contact met zijn vriendin verstoken zal zijn. Indien al kan worden aangenomen dat sprake is van familie- of gezinsleven met het bezoek als bedoeld in artikel 8 EVRM, is in die zin naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet sprake van een inbreuk daarop en evenmin van schending van het in artikel 37, eerste lid, Bvt neergelegde recht tenminste gedurende een uur per week bezoek te ontvangen. De bezoekbeperking is voorts in het licht van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet zodanig onredelijk dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de bezoekbeperking.

De omstandigheid dat het bezoek van verzoekers vriendin de komende vier weken onder toezicht plaatsvindt, levert in het licht van het vorenoverwogene weliswaar een inbreuk op verzoekers privacy op, maar deze inbreuk is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, gelet op artikel 37, vierde lid, in verbinding met artikel 35, derde lid, aanhef en onder b, Bvt ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting gerechtvaardigd zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, EVRM. Het onder toezicht laten plaatsvinden van het bezoek is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voorts in het licht van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting niet onredelijk zodat geen spoedeisend belang aanwezig is om thans over te gaan tot schorsing van de desbetreffende beslissing.

Verzoekers stelling dat de opgelegde bezoekbeperking disproportioneel en niet noodzakelijk is omdat zijn bezoek gefouilleerd en/of door de drugshond getest kan worden, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet tot een ander oordeel leiden. Zoals door de beroepscommissie in onder meer RSJ 27 januari 2017, 16/3115/TA is overwogen, is fouilleren geen middel om de bezoeker die (al dan niet bewust) buiten de inrichting met drugs in aanraking is geweest te kunnen onderscheiden van de bezoeker die drugs bij zich heeft of drugs heeft gebruikt. Dit geldt evenzeer voor het inzetten van de drugshond. Voorts is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet sprake van willekeur omdat de aangevoerde gevallen niet gelijk zijn: weliswaar zou de drugshond zich in de voorstelling van klager in beide gevallen hebben vergist, maar het bezoek van de medepatiënt heeft bekend in aanraking te zijn geweest met drugs, terwijl dit niet geldt voor het bezoek van klager.

 

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 januari 2018.

 

 

 

                                   secretaris                                            voorzitter

 

 

 

Naar boven