Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/1058/GA A, 16 maart 2000, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: A 99/1058/GA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 26 oktober 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 oktober 1999 van de beklagcommissie bij voornoemde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beschikking is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 januari 2000, gehouden in de p.i. "Zoetermeer" te Zoetermeer, zijn gehoord klager, de heer [...], unit-directeur en de heer [...], plv. unit-directeur van p.i. "De IJssel".

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft -voor zover in beroep aan de orde- het zonder klagers toestemming afboeken van een bedrag van ƒ 30,-- van diens rekening-courant.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
In de memorie van toelichting bij artikel 51 van de PBW wordt gesteld dat de directeur de mogelijkheid tot verrekening van schadevergoeding heeft met bijvoorbeeld het tegoed op de rekening-courant van een gedetineerde.
Op basis hiervan kon en mocht zonder toestemming van klager de schadevergoeding van
ƒ 30,-- met het tegoed op diens rekening worden verrekend.
Dat in de huisregels staat dat gedetineerden toestemming moeten geven tot verrekening doet hieraan niet af, aangezien de huisregels van lagere orde zijn en derhalve moeten wijken voor de bepalingen uit de PBW.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Ik ben het er niet mee eens dat de directeur zonder mijn toestemming geld van mijn rekening-courant afschrijft.

3. De beoordeling
Uit de memorie van toelichting bij artikel 51 van de PBW komt naar voren dat de mogelijkheid van verrekening van de schadevergoeding bestaat met bijvoorbeeld de uitbetaling van arbeidsloon door de directeur. Dit kan eenvoudigweggeschieden door de rekening-courantverhouding die bestaat tussen de gedetineerde en de inrichting. Het dient bij een dergelijke verrekening te gaan om twee geldvorderingen die beide, dus schadevergoeding en bijvoorbeeld arbeidsloondan wel het tegoed op diens rekening, direct door de rechthebbende opeisbaar zijn. Instemming met deze verrekening is niet vereist.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de wetgever de ruimte en de mogelijkheid heeft willen bieden voor de directeur om zonder toestemming van de gedetineerde een schadebedrag op een wijze als voormeld te verrekenen.
In de Huis- en Leefregels van de p.i. "De IJssel" staat echter in paragraaf 9.1.1. dat de directeur enkel met toestemming van de gedetineerde kan besluiten schade te verhalen door middel van verrekening van diens saldo op zijnrekening-courant. Deze Huis- en Leefregels, welke als primaire kenbron voor de gedetineerden zijn aan te merken, zijn -voor zover de bepalingen een nadere uitwerking van de in de PBW opgenomen bepalingen bevatten- verbindend voordirecteur en gedetineerden. Nu deze Huis- en Leefregels de door de wetgever geboden ruimte om tot verrekening over te gaan beperkt in die zin dat de gedetineerde in alle gevallen van een verrekening als de onderhavige zijntoestemming hiervoor dient te verlenen, dient de directeur conform deze bepaling te handelen.
Op basis hiervan had de directeur niet zonder toestemming van klager tot verrekening van de schadevergoeding mogen overgaan.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. T.M. Halbertsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 maart 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven