Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1436/GA, 29 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1436/GA

betreft: [klager]            datum: 29 januari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M. Koole, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is  - namens mr. C.M. Koole -  mr. S.E.C. Veldhof gehoord. Als toehoorder was ter zitting aanwezig mr. P.N.E. Plooij, secretaris bij het secretariaat van de Raad.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van voormelde p.i.  heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         het degraderen van klager naar het basisregime en

b.         de beslissing tot klagers ontslag als reiniger (MB 2016-000008).

 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten onrechte is door de beklagcommissie overwogen dat de klacht van klager zich niet richt tegen de degradatie van het plusregime naar het basisregime. Uit het klaagschrift van klager, alsmede uit het proces-verbaal van het rogatoire verhoor van klager blijkt dat de klacht tevens is gericht tegen de degradatiebeslissing. Klager is ten onrechte gedegradeerd van het plusregime naar het basisregime. Niet is gebleken dat door de directeur een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden met betrekking tot de degradatie van klager en het daarmee verband houdende ontslag als reiniger. Er is niet gebleken van een op schrift gestelde degradatiebeslissing. Evenmin is gebleken van een verslag van het multidisciplinair overleg waarin klager is besproken. 

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a:

Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. In de bijlage bij de Regeling zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Volgens de nota van toelichting bij de Regeling leidt ongewenst gedrag en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.

Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist dat de directeur bij de beslissing tot degradatie een eigen afweging dient te maken (zie bijvoorbeeld RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA). Immers, niet elk ongewenst gedrag houdt in dat een gedetineerde niet meewerkt aan zijn re-integratie. Om te voorkomen dat een gedetineerde op één incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen. In onder meer RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA, heeft de beroepscommissie geoordeeld dat voornoemde belangenafweging, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk dient te zijn en schriftelijk dient te worden vastgelegd.

In de onderhavige zaak bevindt zich bij de stukken geen degradatiebesluit of ander schriftelijk stuk, zoals een verslag van het multidisciplinair overleg, waaruit voornoemde belangenafweging blijkt. Derhalve is voor de beroepscommissie de belangenafweging die de directeur heeft gemaakt niet inzichtelijk is. Bij gebreke van een inzichtelijke belangenafweging als voornoemd is het de beroepscommissie onvoldoende duidelijk geworden waarom de directeur heeft geconcludeerd dat klager niet genoeg verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn re-integratie.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ten aanzien van het beklag onder a gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na degradatie wordt bezien of een gedetineerde weer kan promoveren en nu tegen het niet promoveren na zes weken beklag kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,= (zes weken x € 5,=).

Ten aanzien van het beklag onder b:

Klagers baan als reiniger is beëindigd, mede als gevolg van klagers degradatie van het plusregime naar het basisregime. Aan deze beslissing ligt echter evenmin een inzichtelijke onderbouwing ten grondslag. Gelet hierop acht de beroepscommissie ook dit onderdeel van het beklag gegrond. De beroepscommissie zal daarom ook het beroep ten aanzien van het beklag onder b gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 15,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a en b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder a en b alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 45,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 29 januari 2018.

 

                        

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven