Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1631/GA, 19 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1631/GA

 

betreft: [klager]            datum: 19 januari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift,  ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 27 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, betreffende het niet mogen telefoneren met klagers advocaat, de RSJ en de ambassade.

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de beslissing dat klager niet met zijn advocaat, de RSJ en de ambassade mocht bellen.

 

De beklagrechter verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn beklag met betrekking tot het niet mogen bellen van de RSJ en de ambassade, en verklaarde het beklag voor het overige ongegrond.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hem onvoldoende gelegenheid werd geboden om de geprivilegieerde contacten telefonisch te kunnen spreken. Klager probeerde te bellen met de RSJ. Hij stond in de wacht, tot aan het einde van de recreatie. Klager moest daardoor ophangen. 

 

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid het beklag met betrekking tot het niet mogen bellen van de advocaat ongegrond verklaarde en klager in het beklag met betrekking tot het niet mogen bellen van de ambassade niet-ontvankelijk verklaarde.

Het beroep zal in zoverre ongegrond verklaard worden.

 

 

De beklagrechter heeft klager in zijn beklag betreffende het bellen met de RSJ niet-ontvankelijk verklaard, omdat het klaagschrift onvoldoende duidelijk en onvoldoende geconcretiseerd is. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat voldoende duidelijk is dat klager op 14 december 2016 met de RSJ heeft geprobeerd te bellen en klaagt over het niet tot stand komen van een verbinding. Dat is een voldoende duidelijke klacht, waarin klager had moeten worden ontvangen. De uitspraak van de beklagrechter wordt daarom voor wat betreft dit onderdeel vernietigd.

De beroepscommissie beoordeelt vervolgens in hoogste en laatste instantie dit onderdeel van beklag inhoudelijk en overweegt daartoe als volgt. Klager gaf aan dat hij tijdens de recreatie met RSJ mocht bellen. Klager stond echter tot het einde van de recreatie in de wacht. De beroepscommissie maakt hieruit op dat klager de gelegenheid kreeg om de RSJ te bellen. Dat hij de RSJ niet aan de telefoon kreeg, is niet toe te rekenen aan de directeur.

Het beroep zal voor dit gedeelte dan ook gegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagrechter zal worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag, maar het beklag zal voor dit gedeelte ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover het ziet op de klacht over het niet mogen bellen van de advocaat en de ambassade  ongegrond en bevestigt voor zover de uitspraak van de beklagrechter.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op de klacht over het niet mogen bellen van de RSJ, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden in tegenwoordigheid van

mr. A.G. Dekker, secretaris, op 19 januari 2018

 

                                                                                             

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven