Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1808/GA, 29 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1808/GA

betreft: [klager]            datum: 29 januari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M. Koole, namens

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is  - namens mr. C.M. Koole -  mr. S.E.C. Veldhof gehoord. Als toehoorder was ter zitting aanwezig mr. P.N.E. Plooij, secretaris bij het secretariaat van de Raad.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van voormelde p.i.  heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de toepassing van disproportioneel geweld door het inrichtingspersoneel bij klagers overplaatsing naar een afzonderingscel waarbij klagers arm is gebroken (MB 2017-000006).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2. De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 21 december 2016 is klager aangevallen door een medegedetineerde. Klager is vervolgens met toepassing van disproportioneel geweld door het inrichtingspersoneel afgevoerd, terwijl zij bekend waren met de handicap van klager aan zijn arm. Klager kan zich niet verenigen met de ongegrondverklaring van zijn klacht door de beklagcommissie, nu deze beslissing onvoldoende is gemotiveerd onder de enkele verwijzing naar het schriftelijk verslag van het incident.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Op 21 december 2016 heeft een schermutseling plaatsgevonden tussen klager en een

medegedetineerde. Uit het schriftelijk verslag volgt dat de rapporteur heeft gezien dat klager met gebalde vuisten op een medegedetineerde insloeg. De rapporteur heeft alarm gemaakt en is tussenbeide gesprongen. Klager bleef op de medegedetineerde in slaan. Toegesneld personeel moest klager met twee personen vasthouden en klager indringend toespreken om hem enigszins te kalmeren. Klager liet zich niet eenvoudig bedwingen. Klager was verbaal en fysiek erg aanwezig.

Evenals de beklagcommissie ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan de weergave van het incident door de rapporteur in het schriftelijk verslag te twijfelen. Gezien de inhoud van het schriftelijk verslag is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat jegens klager disproportioneel geweld is gebruikt. Uit het enkele feit dat de arm van klager in het gips is gezet vanwege een scheurtje in het bot kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat sprake is geweest van de toepassing van disproportioneel geweld door het inrichtingspersoneel. Temeer nu niet kan worden vastgesteld of het scheurtje is veroorzaakt door het toegepaste geweld door het personeel, of bijvoorbeeld door de betrokken medegedetineerde. Immers, klager heeft zelf in zijn klaagschrift verklaard dat hij - voordat hij door het inrichtingspersoneel is overgeplaatst naar een afzonderingscel - met een kruk van ijzer werd aangevallen door de medegedetineerde. Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal klagers beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 29 januari 2018.

 

                        

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

           

 

 

           

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven