nummer: 17/2541/GV
betreft: [Klager] datum: 5 januari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, namens
[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 juli 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris), alsmede van de onderliggende stukken.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, zijn gehoord klager en zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, alsmede namens de Staatssecretaris de heer […], senior selectiefunctionaris bij de Divisie Individuele Zaken.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is gebaseerd op de negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de vrijhedencommissie van de p.i. Ter Apel. Voor zover het OM negatief heeft geadviseerd, omdat de belangen van het slachtoffer en van de rechtsorde zich tegen het verlenen van strafonderbreking zouden verzetten, is onduidelijk in welk opzicht het belang van het slachtoffer wordt geschaad. Het slachtoffer is een Australische toeriste die in Engeland woont. De vrijhedencommissie van de p.i. Ter Apel heeft negatief geadviseerd, omdat geen inschatting kan worden gemaakt van het risico dat klager naar Nederland zal terugkeren. Hiertoe wordt overwogen dat klager ontkent dat hij het delict waarvoor hij is veroordeeld, heeft gepleegd en dat hij zodoende geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt. Daarnaast zou klager bewust geen duidelijkheid over zijn plannen na vertrek uit Nederland geven. In dit kader voert klager aan dat hetgeen de vrijhedencommissie van de p.i. Ter Apel overweegt, een waardeoordeel over zijn persoon betreft. Hij is een ongewenst vreemdeling. Hij is geboren in Ivoorkust, maar woont in Italië en heeft aldaar recht van verblijf. Klager heeft in Italië een vrouw en twee kinderen en werkt in een bakkerij. Na het verlenen van strafonderbreking zal hij naar Italië terugkeren om zich bij zijn gezin te voegen. Klager zal dan niet naar Nederland terugkeren, want dan zou hij het resterende deel van zijn straf moeten uitzitten. Hij lijdt erg hier in Nederland en wenst naar zijn familie in Italië terug te keren. Vragen vanuit het publiek zijn geen reden om een verzoek om strafonderbreking in dit individuele geval af te wijzen. Elk strafbaar feit brengt immers in meer of mindere mate maatschappelijke onrust met zich. Als dergelijke onrust zou worden opgezweept zou men zich laten regeren door de media. De selectiefunctionaris heeft namens de Staatssecretaris overigens ter zitting te kennen gegeven dat geen sprake is (geweest) van media-aandacht voor het feit waarvoor klager is veroordeeld.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld wegens een verkrachting. Blijkens het vonnis betreft het een verkrachting van een willekeurig slachtoffer waarbij geweld is toegepast. Klager heeft tijdens het strafproces en daarna ontkend het delict te hebben gepleegd en geen berouw getoond. Het slachtoffer is een toeriste. Onbekend is uit welk land zij afkomstig is. De officier van justitie heeft negatief over klagers verzoek om strafonderbreking geadviseerd. Blijkens dit advies zou sprake zijn van een risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde delict. Voorts zou een risico van maatschappelijke onrust bestaan. Blijkens de toelichting op artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kunnen de belangen van slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde door het door de vreemdeling gepleegde delict was geschokt zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Daar klager is veroordeeld wegens een verkrachting, meent de officier van justitie dat het belang van het slachtoffer en de rechtsorde zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Het OM acht het verlenen van strafonderbreking zo snel na het plegen van een dermate ernstig delict niet wenselijk. Met het slachtoffer is geen contact geweest omtrent klagers verzoek om strafonderbreking. Het slachtofferbelang dat zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzet is algemeen gesteld. Het verlenen van strafonderbreking aan klager is, gelet op diens ontkennende houding en het feit dat hij nimmer berouw heeft getoond, niet aan het slachtoffer uit te leggen. De geschokte rechtsorde die bij het verlenen van strafonderbreking is te verwachten is tevens algemeen gesteld. Voor het door klager gepleegde delict is van media-aandacht geen sprake (geweest). Het selectieadvies van de directeur van de p.i. Ter Apel van 21 juli 2017 luidt negatief ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking, omdat klager het delict waarvoor hij is veroordeeld, ontkent te hebben gepleegd en hij geen duidelijkheid geeft omtrent zijn plannen na vertrek uit Nederland. Voorts is geen inschatting van het risico op terugkeer naar Nederland te maken. Verkrachting is een zeer ernstig misdrijf met grote maatschappelijke impact, waarbij in hoge mate rekening met de belangen van het slachtoffer dient te worden gehouden. Door het ontbreken van binnengrenzen in de Europese Unie kan klager ongemerkt naar Nederland terugkeren. Klager heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die het verlenen van strafonderbreking niettemin zouden rechtvaardigen.
Over klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de p.i. Ter Apel heeft negatief geadviseerd over de door klager verzochte strafonderbreking. Hiertoe is overwogen dat klager het delict waarvoor hij is gedetineerd, ontkent te hebben gepleegd en zodoende geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt. Daarnaast geeft hij geen duidelijkheid over zijn plannen na vertrek uit Nederland, zodat geen inschatting van het risico op terugkeer naar Nederland kan worden gemaakt. Het enige dat hij heeft verteld is dat hij in Milaan woont. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven dat het belang van het slachtoffer en van de rechtsorde zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten, omdat klager is veroordeeld wegens een verkrachting. De politie heeft zich van advies onthouden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden wegens verkrachting. De einddatum van zijn detentie valt, behoudens de mogelijkheid van strafonderbreking zoals bedoeld in artikel 40a van de Regeling, op of omstreeks 22 november 2018. De eerst mogelijke datum voor strafonderbreking was 29 augustus 2017.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verzoek om strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling. Als gronden voor afwijzing zijn vermeld de onduidelijkheid met betrekking tot het risico dat klager terugkeert naar Nederland en daarmee ook risico’s voor het slachtoffer.
Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste de helft van de straf is ondergaan. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste twee derde gedeelte van de straf is ondergaan. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Uit de toelichting op artikel 40a van de Regeling blijkt dat redenen kunnen bestaan die zich tegen het verlenen van strafonderbreking kunnen verzetten. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de belangen van slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde door het door de vreemdeling gepleegde delict was geschokt (Stcrt. 11 april 2012, 7141).
De beroepscommissie constateert dat met betrekking tot de namens de Staatssecretaris aangevoerde onduidelijkheid omtrent klagers terugkeerplan van belang is dat klager ter zitting heeft gemeld dat hij zich na strafonderbreking bij zijn gezin in Italië zal voegen, alwaar hij rechtmatig verblijf heeft. De beroepscommissie constateert voorts dat geen informatie is aangereikt en zodoende niet voorhanden is over de impact van een eventueel te verlenen strafonderbreking aan klager op het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf. Het OM heeft gemeld dat sprake is van een risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer en dat het belang van het slachtoffer zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzet. De selectiefunctionaris heeft evenwel ter zitting namens de Staatssecretaris verklaard dat het slachtoffer een toeriste was, dat onbekend is uit welk land zij afkomstig is en dat met haar geen contact is geweest over klagers verzoek om strafonderbreking.
In het verweerschrift en ter zitting is namens de Staatssecretaris tevens naar voren gebracht dat het verlenen van strafonderbreking zal leiden tot een geschokte rechtsorde. De beroepscommissie overweegt evenwel dat de ernst van het gepleegde delict op zichzelf onvoldoende is om aan te nemen dat daarvan sprake is. Van publiciteit of media-aandacht, hetgeen aan het bestaan van een geschokte rechtsorde kan bijdragen, is in het onderhavige geval niet gebleken, zoals door de selectiefunctionaris namens de Staatssecretaris ter zitting bevestigd. Van reacties uit de maatschappij anderszins is evenmin gebleken.
Bij deze stand van zaken is derhalve onvoldoende gemotiveerd dat het verzoek om strafonderbreking in dit specifieke geval dient te worden afgewezen. Gelet op het hiervoor overwogene kan de bestreden beslissing wegens een motiveringsgebrek dan ook niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd en de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij bepaalt dat klager niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 5 januari 2018.
secretaris voorzitter