Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0521/TA, 23 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/521/TA
betreft: [klager] datum: 23 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 28 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een door klager op 25 februari 2003 ontvangen uitspraak d.d. 20 september 2002 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Instituut de Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting de heer [...], juridisch medewerker bij deze inrichting. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting tot beëindiging van klagers lidmaatschap van de verpleegdenraad van de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft in juni 2002 een vergadering belegd met de andere verpleegden van zijn afdeling. Hij was op dat moment anderhalf jaar lid van de verpleegdenraad van de inrichting en fungeerde als waarnemend voorzitter. Hij wilde metzijn afdelinggenoten -negen van de tien medeverpleegden waren aanwezig - onderling de situatie bespreken welke was ontstaan als gevolg van de wijze van functioneren van het afdelingshoofd de heer [...]. Klager had zelf de ervaringdat er bij dit afdelingshoofd niets kon. Het was niet klagers bedoeling om bij deze bijeenkomst een negatieve sfeer te creëren en zijn medeverpleegden op te ruien. Van verstoren van de orde en veiligheid was geen sprake. Klagerwilde slechts zijn achterban raadplegen en de problemen inventariseren, om vervolgens het onderwerp intern binnen de verpleegdenraad aan de orde te stellen en het daarna eventueel in de vergadering van de verpleegdenraad met hethoofd van de inrichting te bespreken. Het was klagers bedoeling dat de bijeenkomst met zijn medeverpleegden zou plaatsvinden zonder toezicht van de sociotherapeuten van zijn afdeling of van andere personeelsleden, dus niet in hetkader van het zogeheten huiskameroverleg. Bij het huiskameroverleg is altijd toezicht aanwezig. Daarnaast is echter in de kliniek geregeld dat leden van de verpleegdenraad zonder toezicht met medeverpleegden kunnen spreken.
Aan klager en zijn afdelinggenoten is op dat moment het recht te vergaderen ontnomen. Klager is vervolgens door het hoofd van de inrichting ontslagen uit zijn lidmaatschap van de verpleegdenraad. Klager is een mondig mens, die zijnstem moet kunnen laten horen. Dit ontslag is onrechtmatig.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wilde in zijn hoedanigheid van lid en waarnemend voorzitter van de verpleegdenraad met medeverpleegden van zijn afdeling vergaderen - naar de kliniek is gebleken - over het functioneren van een afdelingshoofd, met oproepingtot geheimhouding en met een voor de directie geheime agenda. Deze handelwijze werd niet acceptabel geacht, omdat de kliniek streeft naar openheid en transparantie in het contact tussen de kliniek en de verpleegden. De directeurzorg en behandeling heeft klager aanvankelijk op non-actief gesteld omdat zij van oordeel was dat klager door deze handelwijze misbruik heeft gemaakt van zijn positie van waarnemend voorzitter en lid van de verpleegdenraad.Voormelde beslissing is vervolgens op te vatten als ontslag van klager uit zijn lidmaatschap van de verpleegdenraad.
De kliniek bestrijdt dat klager het recht heeft (gehad) om zonder toezicht van de sociotherapeuten van zijn afdeling met zijn medeverpleegden te vergaderen.
Het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) geeft de leden van de verpleegdenraad de mogelijkheid zich intern, zonder toezicht, te beraden. Het hoofd van de inrichting kan dit recht beperken. Interne bijeenkomstenmoeten vooraf worden gemeld en de agenda moet worden meegedeeld. In het kader van het huiskameroverleg kan met medeverpleegden worden vergaderd, echter onder toezicht van sociotherapeuten.

3. De beoordeling
Het grondwettelijk recht van vergadering als bedoeld in artikel 9 Grondwet kan in detentie worden beperkt in de zin van artikel 15, vierde lid, Grondwet.
Artikel 70 Bvt en hoofdstuk 13 van het Rvt bevatten regels ten aanzien van de medezeggenschap van verpleegden en hun vergadermogelijkheden in de tbs-inrichtingen.
Ten aanzien van het einde van het lidmaatschap van de verpleegdenraad is in artikel 42, derde lid, Rvt het volgende bepaald:
Het lidmaatschap van de verpleegdenraad eindigt na verloop van een termijn van twee jaar of zoveel eerder als de verpleging van het betreffende lid in de inrichting eindigt, aan hem proefverlof is verleend, dan wel zodra dezeschriftelijk voor het lidmaatschap heeft bedankt.

Klager was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing ongeveer anderhalf jaar lid van de verpleegdenraad van de inrichting. Hij is op 21 juni 2002 door het hoofd van de inrichting op non-actief gesteld naar aanleiding vaneen door het hoofd onjuist geachte handelwijze. Deze beslissing heeft het hoofd gelijk gesteld aan ontslag van klager uit het lidmaatschap van de verpleegdenraad.
De beroepscommissie gaat er derhalve vanuit dat het hoofd van de inrichting klagers lidmaatschap van de verpleegdenraad definitief heeft beëindigd.

Het recht om als lid van de verpleegdenraad deel te nemen aan het overleg met het hoofd van de inrichting als bedoeld in artikel 70 Bvt en het intern beraad met de andere leden van de verpleegdenraad als bedoeld in artikel 44,eerste lid, Rvt is klager door de bestreden beslissing ontnomen.
Dit betekent vooreerst dat de beklagcommissie klager terecht heeft ontvangen in zijn beklag over de schending van dit recht.

De beroepscommissie is voorts van oordeel dat, bij gebreke van een wettelijke of op de wet gebaseerde regeling, het hoofd van de inrichting niet bevoegd is een verpleegde uit het lidmaatschap van de verpleegdenraad te ontslaan enhem aldus de genoemde rechten te ontnemen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beslissing van de beklagcommissie kan niet in stand blijven. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en de beslissing van hethoofd van de inrichting zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal volstaan met het vernietigen van deze beslissing.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had het hoofd de mogelijkheid het ongenoegen over klagers handelwijze met de verpleegdenraad te bespreken en terugtreding door klager uit zijn lidmaatschap voor te stellen. Bij het ontstaanvan een geschil hierover tussen de verpleegdenraad en het hoofd van de inrichting kan, ingevolge artikel 45 Rvt, de weg van bemiddeling door commissie van toezicht worden gevolgd. De beklagcommissie en de beroepcommissie kunnenniet inhoudelijk oordelen over de reden van de beslissing van het hoofd tot ontslag van klager uit diens lidmaatschap.
Het vorenstaande in aanmerking genomen is de beroepscommissie tot slot van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn klager een tegemoetkoming toe te kennen, niettegenstaande de gegrondverklaring van het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en kent geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 23 juni 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/521/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart;
leden: mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van het Forensisch Psychiatrisch instituut de Rooyse Wissel te Venray de heer [...], juridisch medewerker bij deze inrichting.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft in juni 2002 een vergadering belegd met de andere verpleegden van zijn afdeling. Hij was op dat moment anderhalf jaar lid van de verpleegdenraad van de inrichting en fungeerde als waarnemend voorzitter. Hij wilde metzijn afdelinggenoten -negen van de tien medeverpleegden waren aanwezig - onderling de situatie bespreken welke was ontstaan als gevolg van de wijze van functioneren van het afdelingshoofd de heer [...]. Klager had zelf de ervaringdat er bij dit afdelingshoofd niets kon. Het was niet klagers bedoeling om bij deze bijeenkomst een negatieve sfeer te creëren en zijn medeverpleegden op te ruien. Van verstoren van de orde en veiligheid was geen sprake. Klagerwilde slechts zijn achterban raadplegen en de problemen inventariseren, om vervolgens het onderwerp intern binnen de verpleegdenraad aan de orde te stellen en het daarna eventueel in de vergadering van de verpleegdenraad met hethoofd van de inrichting te bespreken. Het was klagers bedoeling dat de bijeenkomst met zijn medeverpleegden zou plaatsvinden zonder toezicht van de sociotherapeuten van zijn afdeling of van andere personeelsleden, dus niet in hetkader van het zogeheten huiskameroverleg. Bij het huiskameroverleg is altijd toezicht aanwezig, daarnaast is echter in de kliniek geregeld dat leden van de verpleegdenraad zonder toezicht met medeverpleegden kunnen spreken.
Aan klager en zijn afdelinggenoten is op dat moment het recht te vergaderen ontnomen. Klager is vervolgens door het hoofd van de inrichting ontslagen uit zijn lidmaatschap van de verpleegdenraad. Klager is een mondig mens, die zijnstem moet kunnen laten horen. Dit ontslag is onrechtmatig. De directie heeft aldus wellicht haar onwelgevallige geluiden willen verwijderen.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager wilde in zijn hoedanigheid van lid en waarnemend voorzitter van de verpleegdenraad met medeverpleegden van zijn afdeling vergaderen - naar de kliniek is gebleken - over het functioneren van een afdelingshoofd, met oproepingtot geheimhouding en met een voor de directie geheime agenda. Deze handelwijze werd niet acceptabel geacht omdat de kliniek streeft naar openheid en transparantie in het contact tussen de kliniek en de verpleegden. Klager is directafgezonderd omdat werd geoordeeld dat hij de orde en veiligheid van de inrichting in gevaar heeft gebracht. De directeur zorg en behandeling heeft klager voorts aanvankelijk op non-actief gesteld omdat zij van oordeel was dat klagerdoor deze handelwijze misbruik heeft gemaakt van zijn positie van waarnemend voorzitter en lid van de verpleegdenraad. Voormelde beslissing is vervolgens op te vatten als ontslag van klager uit zijn lidmaatschap van deverpleegdenraad.
De kliniek bestrijdt dat klager het recht heeft (gehad) om zonder toezicht van de sociotherapeuten van zijn afdeling met zijn medeverpleegden te vergaderen.
Het Rvt geeft de leden van de verpleegdenraad de mogelijkheid zich intern, zonder toezicht, te beraden. Het hoofd van de inrichting kan dit recht beperken. Interne bijeenkomsten moeten vooraf worden gemeld en de agenda moet wordenmeegedeeld. In het kader van het huiskameroverleg kan met medeverpleegden worden vergaderd, echter onder toezicht van sociotherapeuten.
Het goed functioneren van de verpleegdenraad is voor de kliniek erg belangrijk. De kliniek heeft met betrekking tot de medezeggenschap inmiddels een reglement voor de verpleegdenraad opgesteld dat is gebaseerd op de Wetmedezeggenschap cliënten zorgsector. Dit reglement geeft ruimere mogelijkheden dan de regeling over medezeggenschap in de Bvt en Rvt.

secretaris voorzitter

Naar boven