Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3403/TA, 16 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3403/TA

Betreft:            [klager]            datum: 16 januari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Lieftink, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 september 2017 genomen beslissing van het hoofd van de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman,

mr. J.J. Lieftink en […],  plaatsvervangend hoofd van de inrichting, en […], psychiater.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 28 september   2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a-dwangbehandeling).

 

2.         De standpunten

Door klagers raadsman is het beroep als volgt toegelicht. Klager is op zich wel voor het nemen van de beslissing gehoord. Het voornemen en de beslissing tot de toediening van dwangmedicatie zijn beide meegedeeld. Dit is geen probleem.

Het was nog niet bekend, zoals volgt uit het schrijven van het plaatsvervangend hoofd van de inrichting van 11 december 2017, dat klager niet meer naar FPC Oostvaarderskliniek zal worden overgeplaatst. Uit de zorgconferentie volgde dat de bedoeling was dat klager in FPC Oostvaarderskliniek vrijwillig medicatie zou gaan innemen maar dat gestart zou worden met dwangmedicatie vanuit de Van der Hoeven Kliniek. Klager wil geen dwangmedicatie. De situatie is nu anders dan tijdens de zorgconferentie. De second opinion is niet uitgebracht door een onafhankelijke psychiater maar door een psychiater van dezelfde inrichting. Klager wilde niet in gesprek met deze psychiater die de zaak vervolgens aan de hand van de stukken heeft beoordeeld. De second opinion is niet voldoende onderbouwd. Klager heeft direct kenbaar gemaakt dat de second opinion onvoldoende zorgvuldig was. Verzocht wordt om de behandeling van de zaak aan te houden om een psychiater van buiten te benoemen en het traject met klager te bespreken. Of het bij inschakeling van een psychiater van buiten wel tot een samenwerking komt, hangt er vanaf. In klagers ogen vindt er dan wel onafhankelijk onderzoek plaats en er zijn dan mogelijkheden voor een vollediger en zorgvuldiger onderzoek. Klager is met betrekking tot de verlenging van zijn tbs onderzocht in het PBC. Hij heeft daarbij ook niet meegewerkt met de psychiater en de psycholoog. Toch is deels contactgroei waargenomen. Er is niet geadviseerd om dwangmedicatie toe te dienen. Het PBC heeft nieuw onderzoek geadviseerd en een lichte dosis medicatie. Het gevaar waar bij klager sprake van zou zijn, is provocatie. Ook het incident ter zake waarvan de tbs is opgelegd heeft te maken met provocatie. De inrichting ziet dat ook zo. Ook de psychiater heeft aangegeven dat klager onvoldoende gevaar vormt voor zichzelf en voor anderen. Vraag is hoe gerechtvaardigd het is om iemand die niet psychotisch/schizofreen is dwangmedicatie te geven. In een nieuwe zorgconferentie kan gekeken worden naar de mogelijkheden in plaats van nu dwangmedicatie toe te dienen. Eerst dient bezien te worden hoe de samenwerking op gang kan worden gebracht. De vraag is in hoeverre de situatie verbetert als je dwangmedicatie toepast. Klager is van mening dat hij al vijftien jaar onterecht in de tbs verblijft. Hij heeft een kussen op het hoofd van zijn moeder gedrukt. Vraag is of dat oplegging van de tbs rechtvaardigt. Aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is niet voldaan. Klager vertoont geen agressief gedrag. Er zijn geen valide argumenten voor het toedienen van dwangmedicatie.

Klager heeft het volgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven.

Er worden een hoop leugens verspreid. Er is sprake van valsheid in geschrift. Hij zit tussen de vieze moordenaars en verkrachters. Voor het zelfde geld krijgt hij een schaar in zijn rug. De inrichting is zo gefocust op medicatie. Ze willen hem alleen maar volspuiten. Is klager psychotisch? De psychiater die de second opinion heeft uitgebracht, is een collega van klagers psychiater. Ze hebben als collega’s contact met elkaar. Klager is geen dwangmedicatie toegediend. Het klopt niet dat getracht is om hem te horen en de mededeling uit te reiken. Klager zat op het onderwijs. Hij werd uitgehoord. Op de vraag of klager, indien een onafhankelijk psychiater van buiten naar klager toe zou komen in de Van der Hoeven Kliniek, toe zou staan dat de psychiater met hem in gesprek zou gaan, heeft klager geantwoord dat hij zich afvraagt wiens belangen dan bekeken worden en hoe klager kan herkennen dat de psychiater onafhankelijk is. Klager vindt een dergelijke houding asociaal. Ze moeten klager gewoon vrijlaten.

Klager heeft herhaaldelijk geïnterrumpeerd en scheldwoorden gebezigd. De raadsman heeft getracht klager tot bedaren te brengen. De voorzitter heeft klager er meerdere keren op gewezen dat, indien hij door zou gaan met interrumperen en schelden, hij uit de zittingzaal zou worden verwijderd, waarop klager zijn gedrag enigszins heeft aangepast. 

Door en namens het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager verblijft sinds 20 juli 2015 in de inrichting. Er is sprake van een behandelimpasse. Vanaf 3 mei 2017 tot en met 14 juni 2017 heeft hij verbleven in het PBC maar niet tot zeer beperkt meegewerkt aan onderzoek. Klagers tbs is op 10 augustus 2017 met een jaar verlengd. Klager heeft op 14 augustus 2017 een zelfmoordpoging gedaan. Hij is overgebracht naar de separeerruimte waar hij geprobeerd heeft om de psychiater die hem daar bezocht aan te vallen. Hij vormt een gevaar voor zichzelf, voor anderen en de algemene veiligheid van personen. Uit de behandelgeschiedenis van klager is bekend dat bij gebruik van antipsychotica zijn vijandigheid en afweer zodanig afnemen dat een constructieve behandeling mogelijk is. Verdere behandeling zal mogelijk leiden tot een succesvolle resocialisatie. Op 9 oktober 2017 is een zorgconferentie gehouden. De uitkomst van de zorgconferentie was dat klager naar FPC Oostvaarderskliniek kon worden overgeplaatst onder de voorwaarde dat hij vrijwillig medicatie zou innemen. Tijdens de zorgconferentie leek daarvoor een ingang aanwezig te zijn. FPC Oostvaarderskliniek heeft vervolgens tweemaal een intakegesprek met klager gevoerd en daaruit bleek dat klager geen medicatie wilde innemen en dus niet aan de noodzakelijke voorwaarde voor overplaatsing voldeed. Hij zei dat hij nooit vrijwillig medicatie zou innemen. In de Pompestichting heeft aripiprazol een goed effect gehad. De inrichting heeft met klager de voor- en nadelen en de bijwerking van medicatie bekeken. Overeengekomen is om aripiprazol toe te dienen in een zeer lage dosering. Er zijn speciaal capsules gemaakt met een lage dosering. Klager is er echter mee gestopt in verband met de bijwerkingen zonder lichamelijk onderzoek toe te staan. Een half jaar later heeft hij daarvoor wel toestemming gegeven. De medicatie is noodzakelijk om tot verbetering te komen en resocialisatie mogelijk te maken. Klager verblijft al heel lang in de tbs. De psychiater, die de second opinion heeft uitgebracht, is werkzaam op de polikliniek De Waag van de stichting waar ook de Van der Hoeven Kliniek onder valt. Hij heeft geen uur durend gesprek met klager gevoerd maar klager was wel goed in contact met hem. In het PBC is geconstateerd dat er wel wat met klager aan de hand is maar dat niet bekend is welke stoornis klager precies heeft. Aan de hand van de stukken is wel het advies gegeven om dwangmedicatie toe te dienen. Het is heel spijtig dat de overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek onder de voorwaarde van het innemen van medicatie niet kan doorgaan. Als klager aripiprazol zou innemen zou gemonitord kunnen worden op bijwerkingen. Klager is goed bezig voor wat betreft abstinentie van drugs en alcohol en heeft begeleid verlof. Als hij medicatie zou gebruiken, zou onbegeleid verlof kunnen worden aangevraagd. Toegewerkt kan dan worden naar begeleid wonen en vervolgens onbegeleid wonen in Utrecht. Dit traject zal worden voorbereid. Door het niet doorgaan van de overplaatsing verkeert klagers behandeling wederom in een impasse. De behandeling in de Van der Hoeven Kliniek was al gestagneerd door de vijandige en afwerende houding die is gelegen in de stoornis van klager. Nu de overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek niet meer doorgaat, wordt geen andere mogelijkheid gezien dan dwangmedicatie om de behandelimpasse te doorbreken Het is gebruikelijk dat twee formulieren worden gebruikt voor de beslissing tot toedienen dwangmedicatie. Het kan zijn dat als je het formulier opent in het systeem dat dan automatisch de datum van openen in het formulier verschijnt. De procedure is zorgvuldig doorlopen. Tweemaal is geprobeerd om de schriftelijke mededeling aan klager uit te reiken.

 

3.         De beoordeling

Klagers raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om een onafhankelijk psychiater van buiten te benoemen die een vollediger en zorgvuldiger onderzoek zal verrichten.

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken, waaronder de second opinion, voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreiging) van onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Het hoofd van de inrichting heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft gesproken en voorts aan de hand van de stukken onderzoek heeft ingesteld. In navolging van het bepaalde in artikel 16c, tweede lid, Bvt heeft het hoofd van de inrichting de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. De psychiater die de second opinion heeft verricht valt weliswaar onder dezelfde stichting als de Van der Hoeven Kliniek maar is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende onafhankelijk.

De verklaringen van de twee psychiaters voldoen naar het oordeel van de beroepscommissie aan de vereisten als neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Voorts heeft het hoofd van de inrichting het behandelplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld.

Gelet op klagers voorgeschiedenis, alsmede de verklaringen van de psychiaters, kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid de inschatting worden gemaakt dat bij het laten voortduren van de situatie geen enkel perspectief bestond op behandeling, laat staan resocialisatie, met als gevolg dat een langdurig verblijf in een tbs-inrichting dreigde. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk worden geacht dat zonder een medicamenteuze behandeling het gevaar – in dit geval met name het gevaar van maatschappelijke teloorgang – dat de stoornis van de geestvermogens klager voor zichzelf doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Gelet op de informatie uit de verklaringen van de psychiaters en het behandelplan is de beroepscommissie voorts van oordeel dat de a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

Daarbij komt dat klagers overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek onder de voorwaarde dat hij vrijwillig medicatie zou innemen van de baan is omdat klager in het intakegesprek met FPC Oostvaarderskliniek duidelijk heeft aangegeven nooit vrijwillig medicatie te zullen innemen. Door deze opstelling van klager resteert er geen andere mogelijkheid dan dwangmedicatie om de ontstane behandelimpasse te doorbreken en klager te behoeden voor maatschappelijke teloorgang.

Het beroep zal gelet op het bovenstaande ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2018.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven