Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0843/GV, 17 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/843/GV

betreft: [klager] datum: 17 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.S.Kort, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 april 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Geen van de weigeringsgronden van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting zijn aanwezig. De inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en de verlofaanvraag wordt enkel afgewezen met een beroep op de door het openbaar ministerie aangevoerde bezwaren. De bestredenbeslissing is met de enkele mededeling dat er gezien de beschikbare informatie geen enkel vertrouwen zou bestaan in een goed verloop van het verlof onvoldoende gemotiveerd. Onduidelijk is op welke specifieke informatie dit gebrekaan vertrouwen zou zijn gebaseerd. Uit de bestreden beslissing blijkt niet op grond waarvan het positieve advies van de inrichting niet wordt gevolgd. Het advies van de inrichting dient zwaarder te wegen dan de door het openbaarministerie aangevoerde bezwaren. Het personeel van de inrichting heeft regelmatig contact met klager en kan derhalve beter dan het openbaar ministerie de huidige situatie en de eventuele risico’s van een verlof beoordelen. Hetopenbaar ministerie baseert zijn negatieve advies enkel op oude informatie
- de feiten zijn gepleegd begin 2002 - betreffende de ernst van het gepleegde delict en de kans op recidive.
Klager heeft contact met de reclassering en die instantie heeft, voor zover bekend, ook positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek wordt niet voor inwilliging vatbaar geacht omdat er, gezien de beschikbare informatie, geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Het openbaar ministerie heeft wederom negatief geadviseerd nu hetvoorgestelde plan van aanpak door de reclassering van de baan is en omtrent de betrouwbaarheid van het verlofadres geen duidelijk antwoord is verkregen.
In het reclasseringsrapport wordt benoemd waarom men niet achter verlofverlening kan staan. Dit is uitgebreid met klager besproken. Het is te kort door de bocht om zonder het plan van aanpak daadwerkelijk te concretiseren, klager opvoorhand verlof te willen verlenen. Het openbaar ministerie acht het gepleegde delict dermate ernstig en schat de kans op recidive hoog in omdat klager in een kort tijdsbestek tot het plegen van meerdere strafbare feiten is gekomen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat klager veroordeeld is voor het plegen van straatroven en diefstallen, waarbij de slachtoffers werden bedreigd met een vuurwapen. Gelet op deernst van deze delicten en het korte tijdsbestek waarin klager de feiten pleegde, alsmede het gevaar voor recidive, komt verlofverlening in dit stadium van de detentie onverantwoord voor.
De politie heeft het advies gegeven aan klager geen verlof te verlenen daar er gevaar bestaat voor recidive en verstoring van de openbare orde en veiligheid. Er is sprake van een opgaande geweldspiraal.
De reclassering heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Als klager goed zou meewerken aan het plan van aanpak kan bij een volgende verlofaanvraag positief geadviseerd worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 november 2003. Aansluitend dient hij eventueel subsidiairehechtenis van in totaal 28 dagen en 7 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De onderhavige verlofaanvraag is afgewezen in verband met de negatieve adviezen van politie en het openbaar ministerie, inhoudende dat klager in een kort tijdsbestek meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd en dat de kans op recidivegroot wordt geacht. Ook de reclassering heeft negatief geadviseerd omdat klager nog geen uitvoering heeft gegeven aan het met hem afgesproken plan van aanpak.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden en met name het gebrek aan medewerking aan het plan van aanpak van de reclassering een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing vanklagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven