Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0522/GB, 16 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/522/GB
Betreft: [klager] datum: 16 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 februari 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 8 mei 2003 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de Unit 4 BIBA van de locatie Scheveningen Zuid te 's-Gravenhage ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 18 juni 1996 gedetineerd. Na een verblijf in de gevangenis Zoetermeer is hij via het huis van bewaring (h.v.b.) Scheveningen te 's-Gravenhage, waar hij verbleef in afwachting van herselectie, op 31 januari 2003geplaatst in voornoemde Unit 4 BIBA, zijnde (onder meer) een gevangenis waar een individueel regime geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 11 mei 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 juni 2006.

3. De standpunten
Door namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
In zijn brief van 25 april 2003 heeft klager uitvoerig uiteengezet op welke punten het herselectieadvies en de daarop gebaseerde selectiebeslissing fout zijn. Daar wil hij het volgende aan toevoegen. Er zouden twee gedetineerdeniets hebben gezegd over klager. Hij zou een en ander samen met twee andere gedetineerden hebben gedaan. Met die twee anderen is niets gebeurd.
Over het slaan van een medegedetineerde: klager heeft met die gedetineerde gespard, die heeft daar zelf niets over gezegd.
Over de stukken met betrekking tot de radio: er staat dat de radio op 14 december 2002 aan gedetineerde de Zeeuw was verkocht. Klager bevond zich toen al niet meer op de afdeling. Hij is op 13 december 2002 in de isoleercelgeplaatst en hij is niet meer teruggeweest. Hij kan er dus niets mee te maken hebben gehad. Er is niets bij hem gevonden, ook die radio had hij niet. In de afgelopen 7 jaar detentie is slechts eenmaal iets bij klager aangetroffen endat betrof nog minder dan een gram weed. Voor de overige rapporten is hij bij de beklagcommissie steeds vrijgesproken. Klager heeft het gevoel dat hij op zijn verleden is gepakt. Met deze rapportage, die dus niet deugt, kan hijnooit naar een halfopen inrichting.
Op zich bevalt het klager momenteel goed in Scheveningen. Het gaat hem echter om het principiële punt in dit beroep.

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris acht voldoende aannemelijk dat klager betrokken is geweest bij de handel in drugs en de daaruit voortvloeiende activiteiten in de locatie Zoetermeer. Een en ander kan blijken uit door medegedetineerdenondertekende verklaringen en door verklaringen die zijn opgemaakt door het personeel. Gezien in relatie tot klagers detentieverleden rechtvaardigt een en ander de conclusie dat klager zich in de locatie Zoetermeer heeftbeziggehouden met onoorbare praktijken die in ernstige mate de gemeenschapszin in een inrichting ondermijnen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van Unit 4 BIBA is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerdenworden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele ofbeperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven. In het herselectieadvies van de locatie Zoetermeer wordt een aantal omstandigheden vermeld, die er tezamen toe hebben geleid dat de selectiefunctionaris klager heeftovergeplaatst naar de gevangenis van Unit 4 BIBA. Klager heeft een aantal van die voor de selectiefunctionaris redengevende omstandigheden bestreden. Met klager is de beroepscommissie van oordeel dat niet alle in hetherselectieadvies genoemde omstandigheden plaatsing in een inrichting met een individueel regime kunnen rechtvaardigen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan evenwel de enkele omstandigheid dat klager wordt verdacht van dehandel in verdovende middelen - welke verdenking wordt ondersteund door meerdere verklaringen van medegedetineerden en inrichtingspersoneel -, een en ander gezien in het licht van het feit dat klager gedurende zijn detentie vakervan dergelijk handelen (op zijn minst) is verdacht en daarvoor verslag aangezegd heeft gekregen, de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris dragen.
De selectiefunctionaris heeft daarom de omtrent klagers persoonlijkheid en de omtrent eerdergenoemde verdenking verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is debeslissing klager te plaatsen in een gevangenis met een individueel regime niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven