Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1620/GA, 13 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1620/GA

betreft: [Klager]           datum: 13 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:        

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het aantreffen van een mobiele telefoon op klagers cel (PL-2017-306).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft op de laatste dag van de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde disciplinaire straf en derhalve tijdig beklag ingediend. Eerder heeft hij geen beklagformulier ontvangen. Hij had derhalve in zijn beklag ontvangen moeten worden. De opgelegde straf vindt hij te hoog. Hem is meegedeeld dat hij zo hoog is gestraft, omdat ze hem al eerder in het vizier hadden. Voor het aantreffen van een mobiele telefoon op zijn cel had met een lagere straf kunnen worden volstaan. De motivering die tot de straf heeft geleid, rechtvaardigt de straf niet. Namens klager is om toekenning van een financiële tegemoetkoming verzocht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De opgelegde disciplinaire straf van tien dagen opsluiting is conform de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 en derhalve redelijk. Het maximum van tien dagen is het uitgangspunt bij het aantreffen van een mobiele telefoon. Indien een gedetineerde goed gedrag heeft vertoond en/of het een eerste overtreding betreft, kan een lagere straf worden opgelegd. Zodoende wordt maatwerk toegepast. Deze omstandigheden waren bij klager niet aan de orde, zodat is gekozen voor oplegging van de maximale straf.

 

3.         De beoordeling

In artikel 61, vijfde lid, van de Pbw is het volgende bepaald: “Het klaagschrift wordt uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.”.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat hij dit te laat zou hebben ingediend. Klager beklaagt zich over een disciplinaire straf die op 16 april 2017 aan hem is opgelegd. Hij heeft hiertegen op 23 april 2017, derhalve op de zevende dag na die waarop hij kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, beklag ingediend. Gelet hierop heeft de beklagrechter klager ten onrechte niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard, zodat de beslissing van de beklagrechter niet in stand kan blijven en klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag zal worden verklaard. Dat het klaagschrift pas op 26 april 2017 en derhalve buiten de indieningstermijn door de beklagrechter is ontvangen, doet daaraan niet af, nu niet de datum waarop het klaagschrift is ontvangen, doch de datum waarop dit is ingediend relevant is voor het beoordelen van de ontvankelijkheid van de gedetineerde.

Over het opleggen van een disciplinaire straf wegens een in klagers cel aangetroffen mobiele telefoon wordt niet geklaagd. Enkel de hoogte van de opgelegde straf staat in de onderhavige procedure ter discussie. Wat betreft de hoogte van de aan klager opgelegde disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge de ‘Sanctiekaart 2016’ kan voor het bezit van mobiele telefoon een disciplinaire straf van maximaal tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel worden opgelegd. De directeur is niet van dit maximum afgeweken. Voorts heeft de directeur ter zitting verklaard dat bij het bepalen van de straf de persoonlijke omstandigheden van de gedetineerde worden meegewogen en dat maatwerk wordt toegepast. Zo kan onder meer met een lagere straf dan het genoemde maximum worden volstaan ingeval het een eerste overtreding betreft en de gedetineerde overigens goed gedrag laat zien. Dergelijke omstandigheden waren in het geval van klager niet aan de orde. Gelet daarop zal het beklag ongegrond worden verklaard.   

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven