nummer: 17/1769/GA
betreft: [klager] datum: 8 januari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 13 maart 2017 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De directeur van het PPC Scheveningen is niet ter zitting verschenen. Als toehoorder was aanwezig […], stagiaire bij de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van vijf dagen afzondering in een afzonderingscel, wegens het niet meewerken aan opdrachten van personeel en het (opzettelijk) urineren in een bus die was bestemd voor klagers transport naar de rechtbank (SC-2016-369);
b. mishandeling van klager door personeel tijdens de overbrenging van klager naar de afzonderingscel (SC-2016-369).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager moest nodig urineren en daarom heeft hij in de bus geürineerd. Klager weigerde daarna de bus schoon te maken. Klager is vervolgens sigaretten gaan oprapen. Klager heeft de opdracht van personeel daarmee te stoppen niet opgevolgd. Klager heeft zich niet verzet tijdens de overbrenging naar de afzonderingscel. Het personeel had moeite klager te boeien, omdat zijn spieren gespannen waren. Klager is tijdens de overbrenging mishandeld. Klagers handen zijn achter zijn rug geplaatst en geforceerd. Klager is vervolgens op de grond geduwd, waarbij zijn hoofd tegen een pilaar werd gedrukt. In de lift is hij ook op de grond geduwd.
Klager meldt dat er camera’s hangen op de plek waar hij zou zijn mishandeld.
Namens de directeur is in een schriftelijke reactie op het beroep verwezen naar de uitspraak van de beklagcommissie, de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel en het daaraan ten grondslag liggende verslag.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake klacht a. overweegt de beroepscommissie het volgende.
Vast staat dat klager niet heeft meegewerkt aan een transport naar de rechtbank en dat klager (opzettelijk) in de voor de transport bestemde bus heeft geürineerd. Voorts heeft klager de vervolgens aan hem gegeven opdrachten terug te gaan naar de afdeling niet opgevolgd. Uit het schriftelijk verslag komt naar voren dat klager daarbij fysiek agressief gedrag heeft vertoond.
Bovenstaande gedragingen zijn strafwaardige gedragingen. Daarvoor dient (in beginsel) een disciplinaire straf – en geen ordemaatregel – te worden opgelegd. De directeur heeft niet onderbouwd en ook anderszins is niet gebleken waarom in dit geval is gekozen voor het opleggen van een ordemaatregel. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu de directeur in redelijkheid kon reageren op het door klager vertoonde gedrag.
Ten aanzien van het beroep inzake klacht b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat zij geen oordeel kan geven over klagers stelling in beroep dat personeel hem zou hebben gedrogeerd en verkracht, nu dit een ander klachtnummer betreft (SC-2016-370) dat in dit beroep niet aan de orde is.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze klacht alsnog gegrond. Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 8 januari 2018
secretaris voorzitter