Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0738/GA, 10 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 03/738/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 26 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 maart 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2003, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klager en [...], locatiedirecteur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van eigendommen van klager na overplaatsing naar de p.i. Vught.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De locatiedirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op grond van de overweging dat klager een aantal spullen niet heeftontvangen. Dit is te kort door de bocht.
Het Middelburgse celontruimingsverslag dat ter zitting getoond is, is niet eerder gezien door de directie. Het verslag is niet door twee personeelsleden ondertekend. Dit verslag wordt samen met de voorwerpen verzonden en degedetineerde tekent voor ontvangst. Waarschijnlijk is men toch in Middelburg nalatig geweest.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers cel is in Middelburg door personeel ontruimd. Zijn eigendommen zijn in twee dozen gepakt en twee dozen zijn aangekomen in Vught. Klager heeft echter alleen vier t-shirts, een spijkerbroek en een trainingspak ontvangen. Erzijn geen twee dozen nodig om dit te verpakken. Een plastic tasje zou dan genoeg zijn geweest. Klager heeft de genoemde kledingstukken ontvangen in een zwarte fouilleringzak. Het celontruimingsverslag zat erbij. Klager heeft directgezien dat het niet compleet was en dit ook direct gemeld. Het afdelingshoofd zei de volgende dag dat er geen andere voorwerpen voor hem waren aangekomen en zei hem dat hij dan maar in beklag moest gaan. Omdat klager in Vught in eenhandboeienregime werd geplaatst, mocht hij zijn eigendommen niet op cel hebben. Hij heeft in goed vertrouwen getekend. Aanvankelijk heeft klager een klacht ingediend bij de beklagcommissie te Middelburg omdat hij dacht dat zijneigendommen in Middelburg zijn zoek geraakt. Klager begrijpt niet waarom het allemaal zo lang duurt.
Klager weet niet precies welke waarde de voorwerpen die hij is kwijt geraakt vertegenwoordigen. Er zat een nieuwe leren jas bij die toentertijd f. 1.500,= heeft gekost.

3. De beoordeling
In de Regeling afhandeling schadegevallen d.d. 13 augustus 1993 (kenmerk 383893/93/DJI) staat in hoofdstuk 2 (Inhoud) onder 1 aanhef en b het volgende vermeld:
"het hoofd van dienst is verantwoordelijk voor alle schade die een bewoner van de inrichting of een derde lijdt als gevolg van schadegevallen in de inrichting dan wel schadegevallen die direct verband houden met de inrichting."
In hoofdstuk 3 (Toelichting) staat bij ad 1b het volgende vermeld:
"Het hoofd van dienst draagt onder meer de verantwoordelijkheid voor: - de schade die voor een bewoner van een inrichting voortvloeit uit de beschadiging of het zoekraken van zijn persoonlijke bezittingen tijdens zijn verblijf in deinrichting; - de schade die ontstaat tijdens het transport van bewoners van inrichtingen dan wel van goederen: vanaf het moment van aankomst van het transport in de ontvangende inrichting valt schade in beginsel volledig onderverantwoordelijkheid van het hoofd van dienst van de ontvangende inrichting."

In het onderhavige geval zijn twee dozen verstuurd vanuit het h.v.b. Torentijd te Middelburg en zijn ook twee dozen in Vught aangekomen, ten aanzien waarvan voor ontvangst getekend is. Anders dan de directeur heeft betoogd, heeft deontruiming in Middelburg op de juiste wijze plaatsgevonden, nu daarvan een verslag is opgemaakt, dat door twee p.i.w.-ers is ondertekend; dit verslag bevindt zich bij de stukken. Niet dan wel onvoldoende is betwist, dat klagerslechts een gedeelte van de in het verslag vermelde goederen heeft ontvangen. Tegen die achtergrond en gelet op de geciteerde regelgeving dient de directeur van de p.i. Vught verantwoordelijk te worden gehouden voor de vermissingvan de verloren gegane eigendommen van klager.

De beklagcommissie, die de klacht gegrond heeft verklaard, heeft zich niet uitgesproken over een (eventuele) tegemoetkoming. In dit geval zal de beroepscommissie over de tegemoetkoming beslissen.

Nu de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie een financiële tegemoetkoming van na te noemen hoogte op zijn plaats. De beroepscommissie houdt daarbij rekening met hetfeit dat klager lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over zijn verdwenen eigendommen en daardoor ongemak heeft ondervonden.
De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat de tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk383893/93/DJI, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven