Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0416/GA A en A99/0586/GA A, 22 september 1999, beroep
Uitspraakdatum:22-09-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: A 99/416/GA en A99/586/GA

betreft: [klager] datum: 22 september 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 6 mei 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 april 1999 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) "Nieuw Vosseveld" te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beschikking is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 1999, gehouden in de p.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.W. de Jong, en de heer
[...], plv. unit-directeur van unit 1 van voornoemde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het onderzoek aan lichaam en kleding waaraan klager wekelijks wordt onderworpen;
b. de vermissing van klagers trainingsjack en joggingbroek nadat hij deze had ingeleverd voor de wasserij;
c. het feit dat klager niet mag bellen met zijn zoon en dochter;
d. de hoogte van de huur van de televisie;
e. de hoogte van de telefoonrekening.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht ten aanzien van de onderdelen a. d. en e. en het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de onderdelen b. en c., op de gronden als in de aangehechteuitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Het beroep van klager dient op de onderdelen a., d. en e. reeds gegrond te worden verklaard nu de beklagcommissie deze klachten, welke zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de PBW, heeft getoetst aan de PBW.
Voorts is ten aanzien van de onderdelen successievelijk het volgende toegevoegd.
a. Klager maakt telkens bezwaar tegen de visitatie, waar nimmer op ingegaan wordt. De weigering hierop te reageren is beklagwaardig. Bij gebreke van een concrete aanleiding om klager te visiteren, dient dit -willekeurig- handelen teworden aangemerkt als een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
b. In de inrichting is er een gesloten circuit van kleding die ter wassing wordt aangeboden, waardoor zoekraken van kleding niet mogelijk is. Nu er desondanks kledingstukken zijn zoek geraakt, dient de klacht van klager gegrond teworden verklaard en compensatie te worden toegekend.
c. De screening van de zoon en dochter duurt onevenredig lang. De directeur kan zich niet verschuilen achter de procedure.
d. De hoogte van het huurtarief voor de televisie is geen algemeen geldende regeling, aangezien er per gedetineerde een overeenkomst over de huur is afgesloten. Daarbij dient er onderzocht te worden hoe het tarief is samengesteld.
e. Door de directeur wordt ten onrechte niet het verlaagde weekend tarief toegepast. Voorts heeft de directeur de mogelijkheid gebruik te maken van een provider die lagere tarieven hanteert en dient hij dit ook te doen ten behoevevan de gedetineerden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
a. Juist om willekeur te voorkomen zijn er strikte regels ten aanzien van de visitatie vastgesteld.
b. De directeur persisteert bij zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Er valt niet na te gaan wat en hoe er iets is misgegaan.
c. Klager kan zijn dochter bellen als zij bij haar moeder is. Dat nummer is gescreend. Het nummer van de zoon is nog niet gescreend, hetgeen te maken heeft met de in Colombia te volgen procedure. Er wordt wekelijks bij het GRIPnavraag gedaan over de stand van zaken.
d. De directeur persisteert bij zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
e. De inrichting kan niet zomaar overstappen op een andere telecomaanbieder, gelet op de vereiste beveiliging. Via de centrale van de inrichting wordt een verbinding tot stand gebracht. De inrichting heeft verder geen enkele invloedop de gesprekskosten.

3. De beoordeling
Op 1 januari 1999 is de PBW in werking getreden. Artikel 93 van die wet bepaalt dat de PBW geen gevolgen heeft voor klaag- en beroepschriften die voor die datum zijn ingediend. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zichdat de voor 1 januari 1999 door of namens de directeur genomen beslissingen in beklag en beroep worden getoetst aan de destijds geldende penitentiaire regelingen.
Dat de beklagcommissie in een aantal onderdelen van de klacht, te weten a., d. en e. van niet toepasselijke wet- en regelgeving is uitgegaan, leidt echter niet reeds daarom tot gegrondverklaring, met name niet als beoordeling van dezaak in beroep op basis van de juiste wet- en regelgeving niet tot een andere beslissing leidt.

Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat sprake is van strikte regelgeving met betrekking tot de visitatie. Dat bij klager de indruk isontstaan dat de regels willekeurig worden toegepast is niet feitelijk onderbouwd en speelt mitsdien geen rol bij de beslissing. Klachten tegen algemene regelingen vallen niet onder de reikwijdte van artikel 51, eerste lid,Beginselenwet gevangeniswezen, zodat klager, zoals door de beklagcommissie –zij het op basis van de onjuiste wetsbepaling- is geconcludeerd, niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie dat vastgesteld kan worden dat klager conform de gestelde regels een trainingsjack en joggingbroek heeft aangeboden om te laten wassen en deze niet terug heeft gekregen. Dedirecteur betwist het voorgaande niet en heeft voorts aangegeven dat nader onderzoek is verricht, doch dat dit
-merkwaardigerwijs- niets heeft opgeleverd. Nu klager gehouden is de door de directeur voorgeschreven procedure in acht te nemen, komt -alle omstandigheden in aanmerking genomen- de vermissing van voormelde kledingstukken voorrisico en rekening van de directeur. Het beroep zal op dit onderdeel derhalve gegrond worden verklaard. De directeur zal worden opgedragen een redelijke vergoeding aan klager te betalen. Daarnaast zijn er geen termen voor eengeldelijke tegemoetkoming voor het ondervonden ongemak.

Ten aanzien van onderdeel c. wordt allereerst overwogen dat klager de mogelijkheid heeft via hun moeder contact te hebben met zijn kinderen, zodat hij niet van contact verstoken is.
Voorts kan de directeur geen invloed uitoefenen op de duur van de screeningprocedure. Van hem kan dan ook niet verwacht worden dat hij zich meer moeite getroost en andere acties onderneemt dan het regelmatig informeren naar de standvan zaken. Het beroep moet mitsdien ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d. wordt overwogen dat de hoogte van de t.v. huur in een algemene en voor alle in de Ebi verblijvende gedetineerden geldende regeling is opgenomen. Klachten tegen algemene regelingen vallen niet onder dereikwijdte van artikel 51, eerste lid, Beginselenwet gevangeniswezen, zodat klager, zoals door de beklagcommissie -zij het op basis van de onjuiste wetsbepaling- is geconcludeerd, niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Deberoepscommissie tekent hierbij evenwel aan dat het wenselijk is de samenstelling van de huurtarieven inzichtelijk te maken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel e. stelt de beroepscommissie vast dat de directeur -mede gegeven de bijkomende technische voorzieningen en andere faciliteiten die bij een dergelijke installatie noodzakelijk zijn- niet onredelijk handeltdoor enkel gebruik te maken van de telefoondiensten van de KPN Telecom ondanks het feit dat andere aanbieders wellicht voordeliger zouden kunnen zijn in hun aan de gedetineerden te berekenen gesprekskosten. Het moeten betalen vangesprekskosten is voorts een algemene regeling, welke niet valt onder de reikwijdte van artikel 51, eerste lid, Beginselenwet gevangeniswezen, zodat klager, zoals door de beklagcommissie
-zij het op basis van de onjuiste wetsbepaling- is geconcludeerd, niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a., c., d. en e. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog gegrond en bepaalt dat de directeur klager een redelijke schadevergoedingdient toe te kennen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 22 september 1999.

secretaris voorzitter

Naar boven