Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2108/GB, 9 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2108/GB

Betreft:            [klager]            datum: 9 januari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 juni 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsvrouw, mr. W.B.O. van Soest, op 10 november 2017 door een lid van de Raad gehoord.

Van hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht, is een verslag opgemaakt. Dat verslag is aan klager, zijn raadsvrouw en de selectiefunctionaris verzonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Zwaag te plaatsen ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

2.1.      Klager is sedert 6 november 2015 gedetineerd. Klager is op 24 februari 2017 in de beperkt beveiligde inrichting van de penitentiaire inrichtingen Lelystad geplaatst. Op 22 mei 2017 heeft de selectiefunctionaris beslist klager vanuit deze inrichting in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Zwaag te plaatsen.

2.2.      Bij uitspraak van 19 oktober 2017, met nummer PL-2017-363, heeft de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Lelystad klagers klacht gericht tegen een disciplinaire straf wegens het op cel aantreffen van 128 gram hasj en 66 XTC pillen, ongegrond verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verbleef met twee medegedetineerden in een cel. De contrabande is in de cel in een ventilatieschacht aangetroffen. Er is geen concreet bewijs waaruit blijkt dat de contrabande van klager is geweest of dat klager hiermee iets te maken heeft gehad. Iedereen kon de cel binnenlopen, omdat de deur altijd openstond. De contrabande is niet in (bijvoorbeeld) klagers opbergkast aangetroffen. Alleen klager is gestraft. Niet is gebleken dat ten aanzien van de medegedetineerden een onderzoek is ingesteld. Klager weet niet wie de tipgever is. De raadsman heeft tevergeefs geprobeerd de identiteit te achterhalen. Klager kan niet toetsen hoe het hoor- en wederhoor tussen de tipgever en de directeur van de inrichting heeft plaatsgevonden. Klager bevindt zich in een zwakkere positie. Klager verzoekt de beroepscommissie de tipgever op te roepen om ter zitting te worden gehoord. De betrouwbaarheid van de verklaring kan anders niet worden getoetst. De bestreden beslissing heeft voor klager verstrekkende gevolgen gehad.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing in beroep als volgt toegelicht. In klagers cel zijn XTC en hasj aangetroffen. De directeur van de inrichting heeft klager daarvoor disciplinair gestraft, gedegradeerd naar het basisprogramma en klager voor overplaatsing voorgedragen. Er is geen reden te twijfelen aan de conclusie van de directeur dat klager voor de aangetroffen contrabande verantwoordelijk dient te worden gehouden.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft de beroepscommissie verzocht de tipgever (ter zitting) te horen.

De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Vaststaat dat op 16 mei 2017 in een ventilatierooster bij een controle in een cel, waarin klager met (een) andere(n) verbleef, 128 gram hasj en 66 XTC pillen zijn aangetroffen. Klager kan daarvoor redelijkerwijs verantwoordelijk worden gehouden. Een medegedetineerde had de tip gegeven dat klager na een verlof drugs de inrichting zou invoeren. Bij de onderhavige controle na klagers terugkeer van verlof zijn inderdaad drugs aangetroffen.

Gezien het vorenstaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris tot terugplaatsing van klager naar een gesloten inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 9 januari 2018

                     

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven