Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2273/GB, 28 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2273/GB

Betreft:            [Klaagster]       datum: 28 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Schepers, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 10 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klaagster was sedert 5 mei 2017 gedetineerd. Zij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Ter Peel te Evertsoord. Op 23 juni 2017 is zij geplaatst in het PPC van de p.i. Zwolle. Op 11 december 2017 is klaagster in vrijheid gesteld.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Klaagsters dochter is uithuisgeplaatst en onder toezicht gesteld. Er is een tweewekelijkse omgang tussen klaagster en haar dochter, onder begeleiding van de voogd. Deze is voortgezet tijdens detentie, maar de reis naar Evertsoord was al zeer belastend. De reis naar Zwolle is dat nog meer. Sinds klaagsters verblijf daar heeft zij (d.d. 15 september 2017) geen omgang met haar dochter meer gehad. Onduidelijk is wanneer dit wel zal gebeuren. Dit zorgt voor veel stress en is niet goed voor (de hechting van) het kind. Het is in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het EVRM) en artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (het IVRK). De Staat dient zich in te spannen voor kwalitatief goed contact tussen een gedetineerde ouder en zijn of haar kind. Klaagster lijdt psychisch ernstig onder het ontbreken van contact met haar dochter. Dat is een oorzaak van haar ongewenste gedrag dat tot overplaatsing heeft geleid. Klaagster is sinds haar verblijf in de p.i. Zwolle aanzienlijk rustiger. Dit zou ook reden kunnen zijn haar terug te plaatsten naar de locatie Ter Peel. Verzocht wordt de bestreden beslissing te vernietigen en klaagster een compensatie toe te kennen. Klaagster en haar raadsman wensen te worden gehoord.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klaagsters toestand verslechterde tijdens haar verblijf in de extra zorgvoorziening (EZV) van de locatie Ter Peel. Zij vertoonde agressief gedrag. Daarop verzocht de directeur tot plaatsing van klaagster in het PPC van de p.i. Zwolle, waarvoor ook een indicatiestelling is afgegeven. Klaagster kon hier onderzocht worden en de juiste zorg en begeleiding ontvangen. Dit woog zwaarder dan plaatsing van klaagster in de nabijheid van haar dochter. De stelling dat haar problematiek juist gelegen zou zijn in het ontbreken van contact met haar dochter, is niet ter beoordeling van de selectiefunctionaris. Klaagsters problematiek diende immers in het PPC onderzocht te worden. Er is geen PPC bestemd voor vrouwen dat dichterbij (de voogd van) haar dochter is gelegen. De p.i. Zwolle was bereid mee te werken aan de omgang tussen klaagster en haar dochter.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Namens klaagster is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Klaagster is op 11 december 2017 in vrijheid gesteld. In beginsel zou zij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep, omdat daarmee het belang daaraan is komen te ontvallen. Nu echter is verzocht aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.3.      Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft, aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.

4.4.      Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat sprake was van vorenbedoelde indicatiestelling. Uit het selectieadvies blijkt dat de directeur van de locatie Ter Peel adviseerde tot plaatsing van klaagster in een PPC wegens haar agressieve gedrag en een beperkt behandelaanbod in de EZV van de locatie Ter Peel. Op grond hiervan is voldoende aannemelijk dat (observatie voorafgaand aan eventuele) forensische zorg was geïndiceerd en dat plaatsing in een PPC aangewezen was.

4.5.      De beroepscommissie begrijpt dat klaagsters plaatsing in het PPC van de p.i. Zwolle de omgang met haar dochter bemoeilijkt heeft en dat klaagster hieronder heeft geleden, maar acht de afweging van de selectiefunctionaris dat de zorg en begeleiding van klaagster zwaarder wogen dan de omgang met haar dochter, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 28 december 2017.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven