Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2383/GA, 13 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2383/GA

betreft: [Klager]           datum: 13 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Zwaag te Hoorn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus.

De directeur van de locatie Zwaag is niet ter zitting verschenen. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

Op 16 november 2017 is een door klagers raadsman nagezonden proces-verbaal van aangifte van een steekincident in de p.i. Groot Alphen te Alphen aan den Rijn bij de Raad binnengekomen, dat aan de directeur is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft het feit dat klager na zijn overplaatsing vanuit de p.i. Groot Alphen in het basisprogramma is geplaatst (ZW-2017-063).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, omdat vanuit de p.i. Groot Alphen te Alphen aan den Rijn ten tijde van de overplaatsing naar de locatie Zwaag geen advies omtrent plaatsing in het plus- of basisprogramma is gegeven en vanwege het feit dat klager naar aanleiding van een steekincident in de p.i. Groot Alphen zou zijn overgeplaatst. Uit de overplaatsingsbeslissing van 17 februari 2017 en het daaraan ten grondslag liggende selectieadvies blijkt echter niet van negatief (‘rood’) gedrag dat klager gedurende zijn detentie zou hebben vertoond of van disciplinaire straffen die klager zouden zijn opgelegd. Klager is op 26 december 2016 bij een steekincident in de p.i. Groot Alphen aangevallen door medegedetineerden. De beklagcommissie is er ten onrechte van uitgegaan dat klager als agressor bij dit incident betrokken zou zijn geweest. De agressors bij dit incident zijn hiervoor disciplinair gestraft. Tevens is hiervan op initiatief van de officier van justitie aangifte gedaan. Klager verbleef in de p.i. Groot Alphen in het plusprogramma. In het advies van de directeur van de p.i. Groot Alphen is geen melding gemaakt van negatief gedrag dat een plaatsing in het basisprogramma kan rechtvaardigen. De casemanager heeft klager in de locatie Zwaag pas na ruim acht weken bezocht, terwijl dit blijkens de huisregels binnen tien dagen dient te gebeuren. Klager heeft bij zijn intake in de locatie Zwaag aangegeven dat er een promotiebesluit ligt. Klagers raadsman heeft dit promotiebesluit opgevraagd, maar niet ontvangen. Nu de overplaatsing vanuit de p.i. Groot Alphen naar de locatie Zwaag een reguliere overplaatsing betrof, had het op de weg van de directeur gelegen navraag te doen omtrent klagers plaatsing in het plus- of basisprogramma in de p.i. Groot Alphen. Klager heeft ten onrechte 68 en een halve dag in het basisprogramma verbleven.    

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager van 27 december 2016 tot 21 februari 2017 in de gevangenis van de p.i. Groot Alphen heeft verbleven en dat hij van daaruit op 21 februari 2017 naar de gevangenis van de locatie Zwaag is overgeplaatst. Klager stelt dat hij in de locatie Zwaag ten onrechte in het basisprogramma is geplaatst, omdat hij in de p.i. Groot Alphen in het plusprogramma verbleef.

De beklagcommissie heeft overwogen dat klager geen bewijs van zijn plaatsing in het plusprogramma in de p.i. Groot Alphen heeft overgelegd, dat ten tijde van de overplaatsing geen advies of promotiebesluit van de p.i. Groot Alphen beschikbaar was en dat de locatie Zwaag geen contact met de p.i. Groot Alphen heeft opgenomen. Klager zou naar aanleiding van een steekincident in de p.i. Groot Alphen zijn overgeplaatst naar de locatie Zwaag. De beroepscommissie acht echter op basis van het selectieadvies van de directeur van de p.i. Groot Alphen en het verhandelde ter zitting, waaronder het proces-verbaal van aangifte van het steekincident dat nadien door klagers raadsman is overgelegd, aannemelijk dat klager niet als agressor bij dit incident betrokken is geweest, doch hiervan het slachtoffer is geweest. Klager heeft, zo hij stelt, bij zijn intake in de locatie Zwaag te kennen gegeven in de p.i. Groot Alphen in het plusprogramma te hebben verbleven. Dat hij hiertoe geen promotiebesluit heeft overgelegd, kan hem niet worden tegengeworpen, nu het niet op de weg van de gedetineerde ligt bewijs te overleggen van een eventuele plaatsing in het plusprogramma in de inrichting van herkomst. Gelet op de onduidelijkheid die bestond over het programma waarin klager in de p.i. Groot Alphen heeft verbleven, had het op de weg van de directeur gelegen bij de inrichting van herkomst navraag hieromtrent te doen.

Gelet op het voorgaande heeft de directeur de beslissing klager na zijn overplaatsing naar de locatie Zwaag in het basisprogramma te plaatsen niet op goede gronden genomen, zodat deze als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan derhalve niet in stand blijven en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van voormelde beslissing van de directeur niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Klager is op 11 april 2017 in het MDO besproken, waarin is geconstateerd dat klager op een aantal onderdelen ‘oranje’ gedrag vertoonde en zodoende is besloten zijn plaatsing in het basisprogramma te handhaven. Nu klager zeven weken ten onrechte in het basisprogramma heeft verbleven, wordt de hoogte van de tegemoetkoming bepaald op € 35,=.    

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven