Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2810/GB, 11 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2810/GB

Betreft:            [klager]            datum: 11 januari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 augustus 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, op 28 november 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is verslag opgemaakt dat naar partijen is gestuurd. Op 8 december 2017 is een reactie van de selectiefunctionaris ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en plaatsing in de locatie Hoogvliet ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 29 januari 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Hoogvliet. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 3 juli 2017 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de locatie Hoogvliet. Op 2 augustus 2017 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Klager was op 31 juli 2017 al teruggeplaatst in de locatie Hoogvliet.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Op 28 juli 2017 heeft klager een gesprek gehad met de directeur. De reden voor dit gesprek was dat klager vermoedelijk alcohol zou hebben genuttigd binnen het penitentiaire programma. Dit gesprek resulteerde in een waarschuwing. Volgens de directeur zou het hierbij blijven. Op 31 juli 2017 moest klager terugkomen bij de directeur en werd hem meegedeeld dat was vastgesteld dat niet alleen sporen van alcohol, maar tevens sporen van cocaïne aanwezig waren in de urine. Klager kon toen meteen binnen blijven. Daarna druppelden de beslissingen binnen. Klager is dus feitelijk ingesloten zonder dat daaraan een formele beslissing ten grondslag lag. Klager had geen reden te twijfelen aan de uitslag van de urinecontrole, het alcoholgebruik had hij toegegeven. Daarom is pas na het bekend worden van de positieve uitslag en klagers terugplaatsing geklaagd over de procedure van de urinecontrole. Er is geen beklag ingediend bij de beklagcommissie. Dat zou toch te laat zijn geweest en het is de vraag of sprake is van een beslissing van de directeur van de penitentiaire inrichting, nu de urinecontrole is afgenomen door de reclassering. Er is wel beklag ingediend tegen de beslissing tot degradatie van klager. Dat loopt nog.

Klager heeft niet gezien dat stickers op de buisjes urine zijn geplaatst en daarnaast heeft hij ook nergens voor getekend. De controle-instantie heeft hem hierop ook niet gewezen. Een reclasseringsmedewerker is gevraagd naar de werkwijze bij een urinecontrole en zij stelt dat klager geen handtekening hoeft te zetten, omdat dit niet de werkwijze van Exodus is. Het is dus niet duidelijk of de gecontroleerde urine daadwerkelijk de urine van klager is. Klager bekent dat hij alcohol heeft genuttigd, maar ontkent ten zeerste dat hij ook cocaïne heeft gebruikt. Een bevestigingsonderzoek kon niet meer worden gedaan. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de selectiefunctionaris in de beslissing van 24 augustus 2017 schrijft dat geen reden bestaat te twijfelen aan de juistheid van de uitslagen.

Klager deed het goed in detentie. Hij heeft niet eerder een positieve uitslag gehad bij een urinecontrole. Klager heeft geprobeerd een overzicht van negatieve urinecontroles te bemachtigen, maar hem werd verteld dat dit niet wordt bewaard en ook niet wordt geregistreerd.

Klager had werk en zijn leven georganiseerd. Hij stelt niet te hebben gebruikt en daarom is het niet redelijk het p.p. te beëindigen en hem meteen terug te plaatsen. Klager verblijft inmiddels niet meer in de locatie Hoogvliet. Dit is een ISD-inrichting waar hij zich niet thuis voelde. Klager is op eigen verzoek overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel, ook omdat zijn partner daar dichterbij woont.

 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Aan het p.p. is onder andere de algemene voorwaarde verbonden dat het klager verboden is gedurende het programma alcohol te gebruiken. Het gebruik van alcohol is toegestaan tot 0,5 promille. Op 14 juli 2017 heeft klager positief gescoord op het gebruik van alcohol. Op 26 juli 2017 heeft klager hierover een gesprek met de directeur gehad. Klager heeft daarin verklaard dat hij vier biertjes had gedronken. Klager heeft hiervoor een officiële waarschuwing ontvangen.

Een urinecontrole op 24 juli 2017 liet wederom een positieve uitslag op alcohol en daarnaast ook op cocaïne zien. Er is dus wel degelijk sprake van een strafrechtelijke titel op basis waarvan klager is ingesloten. Op 31 juli 2017 heeft de selectiefunctionaris mondeling besloten de deelname van klager aan het p.p. te beëindigen en hem te selecteren voor de locatie Hoogvliet. Dat de schriftelijke beslissing tot terugplaatsing van de selectiefunctionaris op 2 augustus 2017 is opgesteld, maakt dit niet anders. Aangezien klager tot tweemaal toe verdovende middelen heeft gebruikt en hiermee de voorwaarden van het p.p. heeft overtreden, acht de selectiefunctionaris terugplaatsing een passende beslissing. De selectiefunctionaris acht klager niet langer geschikt voor deelname aan de p.p.  Wat de uitslagen van de urinecontrole betreft, wordt nog het volgende aangevoerd. Eerst in beroep wordt namens klager aangevoerd dat de urinecontrole zoals deze is uitgevoerd, niet voldoet aan de eisen van de wet, dit na eigen onderzoek bij de reclassering Leger des Heils Rotterdam. De selectiefunctionaris was ten tijde van de beslissing op bezwaar niet op de hoogte van het feit dat om een bevestigingsonderzoek was verzocht. Dit bevestigingsonderzoek kon overigens niet meer worden uitgevoerd. De selectiefunctionaris stelt zich op het standpunt dat de door de reclassering in een e-mail van 30 augustus 2017 gegeven uitleg van de gevolgde procedure niet meebrengt dat de uitkomsten van de urinecontrole en die van het herhalingsonderzoek niet zouden mogen worden meegenomen,

 

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      De beroepscommissie stelt vast dat een urinecontrole bij klager op 14 juli 2017 een positieve uitslag liet zien van 164 op alcohol. Op 26 juli 2017 heeft klager hierover een gesprek gevoerd met de directeur. Klager heeft verklaard vier biertjes te hebben gedronken. Hij heeft hiervoor een officiële waarschuwing gekregen. De directeur deelde tijdens dat gesprek mee dat de urinecontrole van 24 juli 2017 voor kennisgeving zou worden aangenomen, mits geen sporen van medicatie of drugs zouden worden gevonden. De urinecontrole van 24 juli 2017 liet echter een positieve score van 131 op alcohol en 486.8 op cocaïne zien. Het herhalingsonderzoek bevestigde de uitkomst.

4.3.      Op grond van artikel 8 van de Pm ligt de algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van een penitentiair programma bij de directeur van de inrichting of afdeling waarin de deelnemer aan het penitentiair programma is ingeschreven.

Tegen de wijze waarop de urinecontrole bij klager is afgenomen, had dan ook beklag kunnen worden ingesteld bij de beklagcommissie. Niet gebleken is dat dit is gebeurd. Het feit dat geen bevestigingsonderzoek meer kon worden uitgevoerd, maakt niet dat de selectiefunctionaris niet in redelijkheid van de uitslagen heeft kunnen uitgaan. De beroepscommissie betrekt hierbij het e-mailbericht van reclasseringswerker mevrouw L. van 24 augustus 2017, waarin staat dat de reclassering achter de werkwijze van Exodus, die de urinecontrole uitvoert, staat en dat de reclassering de uitslagen niet betwist. Ook bij het lab wordt niet getwijfeld aan de uitslag van 24 juli 2017, waarin cocaïne en alcohol is gevonden in de urine, zo blijkt uit het e-mailbericht van 30 augustus 2017 van dezelfde reclasseringswerker.

Aan het p.p. is onder andere de algemene voorwaarde verbonden dat het verboden is drugs te gebruiken. Het gebruik van alcohol is slechts toegestaan tot 0,5 promille.

4.4.      Wat betreft de feitelijke plaatsing van klager in de locatie Hoogvliet, eerder dan de schriftelijke beslissing van de selectiefunctionaris, het volgende.

Uit het verweer van de selectiefunctionaris volgt dat op 31 juli 2017 contact is geweest met de directeur en dat mondeling is beslist tot terugplaatsing van klager in de locatie Hoogvliet. Bij de stukken bevindt zich een schriftelijke mededeling van 31 juli 2017 van de directeur ‘plaatsing in een gesloten inrichting onder mijn beheer, in afwachting van de schriftelijke beslissing van de selectiefunctionaris (art. 9.3 Pm)’ waaruit een en ander blijkt. Hiermee is een formele basis voor klagers plaatsing in de locatie Hoogvliet aannemelijk geworden.

4.5.      Hoewel de gang van zaken in dit geval niet de schoonheidsprijs verdient, kan de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 januari 2018

 

 

 

                    

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven