nummer: 17/3043/TA
betreft: [klager]l datum: 12 januari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. F.C. Knoef namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 september 2017 van de beklagcommissie bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. F.C. Knoef en namens het hoofd van de inrichting […], juridisch medewerker,
[…], hoofd behandeling, en […], lid van het behandelteam.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.
Als toehoorder was aanwezig mr. D. van Putten, lid van de afdeling advisering van de Raad.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 20 juni 2017 om klager een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder b, Bvt (hierna: b-dwangbehandeling) te laten ondergaan (HK2017/48).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, samengevat weergegeven, als volgt toegelicht.
Zolang als klager in de inrichting verblijft, is hij psychotisch en laat hij hetzelfde toestandsbeeld zien. Hij wil liever geen of andere medicatie. Hij heeft altijd discussie gevoerd over de medicatie. De dwangbehandeling was niet strikt noodzakelijk. De vraag is of het toepassen van b-dwangmedicatie de juiste weg is. Misschien was het toepassen van een a-dwangbehandeling het meest passend. Er was geen sprake van acuut gevaar en alleen sprake van vervelend gedrag. Sinds 2011 heeft klager geen fysiek geweld toegepast. Er was wel sprake van wat verbale agressie. Er is ook niet eerder besloten om klager dwangmedicatie toe te dienen. Klager bevestigt dat hij niet altijd op de daarvoor bestemde momenten zijn antipsychotica heeft ingenomen. De reden daarvoor was dat zijn psychoses er niet door verdwenen. Klager heeft geen psychotische klachten als hij Lithium, een stemmingsstabilisator, neemt. Daarnaast zou het antipsychoticum Xeplion goed voor hem kunnen werken. Door de medicatie te benoemen waar hij zich prettig bij voelt en die hij bereid is te nemen, is een reëel alternatief geboden en is er geen sprake van een strikte behandelnoodzaak. De opmerking over gijzelen is nooit als reëel dreigement geuit en kwam voort uit onmacht. Er is teveel gewicht aan toegekend en dit rechtvaardigt niet het toepassen van dwangmedicatie.
Klager heeft nog schriftelijk toegelicht, samengevat weergegeven, dat het moeilijk voor hem is om te laten zien wat hij bedoelt. De mensen in de inrichting begrijpen hem niet. Hij lijdt al meer dan tien jaar ontzettend door zijn medicijnen en krijgt psychoses van de medicijnen. Zonder medicijnen zou hij drie jaar geleden al de top van de berg hebben bereikt maar door de medicijnen lukt dit niet. Als hij als alternatief Xeplion gaat gebruiken dan kan hij misschien opstaan voor zijn recht.
Door de pijn kan hij niet opstaan en komt hij niet vrij. Hij heeft niet de kracht om mee te werken waardoor de tbs elke keer wordt verlengd. Hij heeft nog steeds last van een psychose. Hij heeft alleen maar last van psychose als hij medicijnen gebruikt.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, samengevat weergegeven, als volgt toegelicht.
Dat de toediening van de b-dwangmedicatie strikt noodzakelijk was blijkt uit de stukken. De voorgeschiedenis kenmerkt zich door chronische psychose van waaruit klager zich ernstig agressief kan gedagen. Ondanks het gebruik van medicatie blijft hij chronisch psychotisch. Medicatie zorgt ervoor dat agressieve incidenten uitblijven. Daarom is het van belang dat hij de voorgeschreven medicatie neemt. De laatste tijd weigerde hij zijn antipsychotische depotmedicatie in te nemen of stelde hij de inname zo lang uit dat de gewenste spiegel niet werd bereikt. Het was volstrekt noodzakelijk de b-dwangbehandeling toe te passen om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. Navraag is gedaan bij deskundigen maar het middel Xeplion is atypische antipsychotica en geen alternatief. De psychiater heeft gekozen voor een Cisordinol depot. In het verleden heeft klager verschillende medicatie geprobeerd. Cisordinol blijkt het beste te werken. Als gevaar optreedt binnen de inrichting dan is dat acuut gevaar en kan een b-dwangbehandeling worden toegepast. In zekere zin is de a-dwangbehandeling met meer waarborgen omkleed maar de b-dwangbehandeling is wel de juiste weg geweest. Klager kan bij twee instanties klagen. De b-dwang-medicatie is toegediend op 28 juni 2017 na afwijzing van het schorsingsverzoek. Eerst was klager boos. Later zei hij dat het meeviel. Daarna was hij wat meer ontspannen, minder geagiteerd en vertoonde hij geen verbale agressie. De psychotische gedachten blijven aanwezig. Het probleem is dat klager niet blijvend gemotiveerd is voor dwangmedicatie. Sinds juni 2017 was zijn weigerachtige houding verergerd, was hij verbaal agressiever en dreigde hij met gijzeling. Een depot is het beste middel voor klager. Als het depot eraf is blijft hij weigeren en is hij terug bij af. Hij is dan direct weer agressief. Nadeel is dat de psychotische klachten niet worden weggenomen door de medicatie. Tweemaal eerder is geprobeerd om een Clozapine behandeling op te starten, maar de eerste keer leidde dit tot een ziekenhuisopname en de tweede keer onder begeleiding van een hematoloog is klager er na negen dagen al weer mee gestopt. Omdat klager opeens een agressiever beeld vertoonde, waardoor er een ander inzicht was in zijn functioneren, heeft dit geleid tot de beslissing tot toediening van de b-dwangmedicatie.
De vraag of niet gedacht is aan het toepassen van een a-dwangbehandeling is moeilijk te beantwoorden. Klager doet het met de b-dwangbehandeling nu goed, maar als die wordt gestopt, zal hij zoals hij heeft aangekondigd, stoppen met zijn medicatie. Als het depot eraf gaat, neemt hij telkens later zijn medicatie in en wordt dan dreigend, zegt dan dingen als: “Als je niet weggaat, ga ik je gijzelen”. Het is dan niet prettig om met hem in dezelfde ruimte te zijn. Hoe hij zich uit staat in direct verband met het indexdelict. Kliniekbreed is besproken met de psychiaters wat de meest passende behandeling zou zijn. Het plan is om over te gaan op Clozapine maar dit wordt oraal ingenomen. Dit is het enige middel dat beter zou kunnen werken. Er gebeurt niets in zijn behandeling. Als hij medicatietrouw zou zijn dan wordt gehoopt op meer samenwerking en zou toegewerkt kunnen worden naar een woning op het terrein of een plaatsing in de psychiatrie. Zijn moeder is erg op leeftijd. De behandelcoördinator heeft klager gisteren opgezocht. Hij wilde dat zij wegging. Er was geen dreiging.
De juiste procedure is gevolgd. Niet zozeer dient de nadruk te worden gelegd op de aanwezigheid van acuut gevaar, maar wel op het feit dat het gevaar plaatsvindt binnen de inrichting. Daarvoor is de b-dwangbehandeling in het leven geroepen.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 16b Bvt kan het hoofd van de inrichting als uiterste middel beslissen tot het toepassen van dwangbehandeling:
a. indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (de zogenoemde a-dwangbehandeling);
b. indien dit naar het oordeel van een arts – in een tbs-kliniek zal dit doorgaans een psychiater zijn – volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden (de zogenoemde b-dwangbehandeling).
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is naar het oordeel van de beroepscommissie gebleken van een chronische noodzaak van toediening van antipsychotische medicatie en niet van een acute situatie van zodanig onmiddellijk (dreigend) gevaar dat een beslissing over het toepassen van a-dwangbehandeling niet kon worden afgewacht.
Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing om ten aanzien van klager een b-dwangbehandeling toe te passen niet als redelijk en/of billijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij stelt de hoogte daarvan vast op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 januari 2018.
secretaris voorzitter