nummer: 17/3070/GA
betreft: [Klager] datum: 13 december 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. van Assendelft de Coningh, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de beslissing van 6 september 2017 van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van Assendelft de Coningh, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwolle. Als toehoorders waren aanwezig mevrouw […], stagiaire bij de p.i. Zwolle, en mr. […], secretaris bij de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 6 september 2017, inhoudende de verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (a-dwangbehandeling) voor de duur van een maand.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager noch zijn raadsman is een behandelingsplan verstrekt. Uit de beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling kan niet worden opgemaakt dat de toepassing een grondslag heeft in het behandelplan, hetgeen in strijd is met artikel 21b van de Penitentiaire maatregel (Pm). De verklaringen van de psychiaters zijn evenmin verstrekt en zodoende niet inzichtelijk. Het is daardoor niet mogelijk na te gaan of de verklaring tot noodzakelijkheid door de tweede psychiater is ondertekend. Dit is in strijd met artikel 46 van de Pbw. De mededeling tot toepassing van de a-dwangbehandeling dient concreet aan te geven op grond van welk gevaar voor anderen of zichzelf deze zal worden toegepast. Er is weliswaar sprake van verbale agressie, maar er is onvoldoende geconcretiseerd waaruit de gedragingen die een gevaar zouden veroorzaken, bestaan. In het onderhavige geval is het gevaar te abstract omschreven. Niet is gebleken van een zodanig onmiddellijk dreigend of acuut gevaar voor anderen dat in redelijkheid niet anders kon worden beslist. Voorts is niet geconcretiseerd uit welke gedragingen gevaar voor klager zelf zou bestaan. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 23 september 2016, 16/1966/GA. Voor zover dit gevaar uit het zichzelf uithongeren zou bestaan, is niet geconcretiseerd waar dit gevaar vandaan komt of dat klager zulks heeft aangegeven. Niet is gebleken van uitdrogingsverschijnselen die aannemelijk maken dat sprake is van een gevaar voor klager zelf. In dit kader wordt verwezen naar RSJ 9 september 2016, 16/2131/GA. Klager verblijft op een afdeling voor intensieve behandeling op een individueel programma, waardoor contacten met anderen zeer beperkt zijn. Bij oplopende stress wordt klager in de time-out-cel of de afzonderingscel geplaatst. Niet is gemotiveerd waarom een a-dwangbehandeling dient te worden toegepast en niet met minder bezwarende middelen, zoals plaatsing in afzondering, kan worden volstaan. Een a-dwangbehandeling dient immers als een ultimum remedium te worden aangemerkt. Weliswaar is sprake van dreigende taal en dreiging met fysiek geweld, passend bij een psychotische stoornis, maar tevens is sprake van gebruik van alcohol en soft-/harddrugs, alsmede zwakbegaafdheid. Niet kan worden vastgesteld dat voormelde verschijnselen voortkomen uit een psychotische stoornis, zodat evenmin kan worden vastgesteld dat het toedienen van antipsychotica doelmatig is. Met klager is het vrijwillig innemen van medicatie besproken, waarbij hij heeft aangegeven dit niet te willen daar hij geen Haldol-depot wilde. Inmiddels slikt hij vrijwillig het middel ‘Invega’ en dat loopt goed. De tweede psychiater heeft klager gevraagd of hij stemmen hoorde, waarop hij heeft aangegeven dat dit niet het geval was. Klager betwist dat hij richting de sportvelden heeft geschreeuwd. Er worden veel onwaarheden over hem gerapporteerd. De bewakers bedreigen hem soms en dreigen dan dat ze zijn tanden uit zijn mond zullen slaan. Hij wordt uitgelokt en daardoor wordt hij boos, maar hij probeert zich in te houden en trekt zich dan terug in zijn cel. Als men in een groep op hem afkomt, schrikt hij en heeft hij het gevoel te worden aangevallen. Dat bedreigde gevoel is niet veranderd sinds hij medicatie krijgt toegediend, maar hij houdt zich tegenwoordig in. Namens klager is om toekenning van een financiële tegemoetkoming verzocht.
De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is bekend met forse verslavingsproblematiek, psychotische problematiek en problemen met zijn impulscontrole. Er is sprake van schizofrenie en seksuele deviantie, bestaande uit het aanbieden van snoep aan kleine kinderen in ruil voor naaktfilmpjes. Sinds klagers verblijf in het PPC van de p.i. Zwolle is sprake van verbale agressie en dreiging van fysieke agressie. Hoewel is getracht afspraken met klager te maken, kan hij zich daar niet aan houden. Meermaals is sprake geweest van agressieve uitingen en fysiek dreigende situaties. Klagers gedrag raakt verder ontregeld. Dat zijn gevaarlijke, agressieve en bedreigende gedrag in de p.i. Zwolle nog niet tot gewelddadige incidenten heeft geleid, is voornamelijk aan het adequate optreden van het afdelingspersoneel te danken. Klager is achterdochtig, afwerend in het contact en heeft een lage drempel voor impulsdoorbraken. Er is sprake van paranoïde wanen en akoestische en visuele hallucinaties. Het toedienen van antipsychotische medicatie kan niet met klager bespreekbaar worden gemaakt. Klager schreeuwt en huilt veel en is snel geagiteerd. Hij roept vanuit zijn cel beledigingen richting het sportveld. Op 17 augustus 2017 is een b-dwangbehandeling tenuitvoergelegd in verband met het onberekenbare en geladen gedrag van klager. Het gevaar bestond uit het feit dat klager vanuit gedesorganiseerde, paranoïde en psychotische belevingen geweld gebruikte en anderen lichamelijk letsel toebracht. Hij heeft getracht een personeelslid een kopstoot te geven en hij heeft veel geschopt en geslagen. Voorts raakte klager door zijn ontremde gedrag uitgeput en riep hij vanwege zijn chaotische gedrag de agressie van anderen over zich af. Bovendien zijn anderen bang voor hem. Tijdens de b-dwangbehandeling is kortwerkende medicatie toegediend, die een positief effect op klagers toestandsbeeld had. Klager werd rustiger en minder geagiteerd en hij sliep beter. Voor een langdurig effect is echter toediening van een langdurend middel voor langere periode noodzakelijk. De verwachting is dat hij hiervan beter zal herstellen. Het toepassen van een a-dwangbehandeling is volstrekt noodzakelijk. Zonder medicatie is de kans groot dat de psychische toestand van klager verder zal verslechteren. Het gevaar uit zich in ernstige verwaarlozing van zichzelf en uitputting door een geagiteerd en psychotisch beeld. Daarnaast bestaat een gevaar voor anderen, daar klager aangeeft een grote bereidheid te hebben conflicten aan te gaan en geladen en dreigend reageert. Het gevaar zal groter worden naarmate de uitputting en verwaarlozing van zichzelf toeneemt. Zonder medicatie zal hij blijven lijden onder zijn psychotische toestand en een gevaar voor zichzelf en anderen blijven vormen. Zijn lijden zal buiten detentie voortduren en re-integratie onmogelijk maken. Klager is meermaals in afzondering geplaatst geweest en verblijft op een intensieve zorgafdeling, waar hij aan een individueel programma deelneemt. De tweede psychiater die een verklaring heeft afgegeven betreft een psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) die niet bij de p.i. Zwolle werkzaam is. De directeur betwist dat het personeel klager zou dreigen zijn tanden uit zijn mond te slaan. Klager wordt regelmatig in het Multidisciplinair Overleg (MDO) besproken, waarin tevens het behandelplan wordt besproken. De Commissie van Toezicht is conform het bepaalde in artikel 46e, derde lid, van de Pbw op de hoogte gesteld van de beslissing tot a-dwangbehandeling. Inmiddels neemt klager onder pressie van een dwangtraject zelf medicatie in.
3. De beoordeling
De directeur heeft de beslissing dat klager gedurende een maand een a-dwangbehandeling dient te ondergaan, gebaseerd op de verklaringen van klagers behandelend psychiater, alsmede van een psychiater van het NIFP die niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelingsplan van klager overgelegd, waarin in de mogelijkheid om een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen, is voorzien.
Klagers behandelend psychiater heeft geconstateerd dat sprake is van een ernstig gedesorganiseerd, paranoïde-psychotisch toestandsbeeld met verbale agressie, dreigende taal en dreiging met fysiek geweld, alsmede middelengebruik en zwakbegaafdheid. Klager vormt voor zichzelf een gevaar dat zich uit in ernstige verwaarlozing en uitputting door een geagiteerd psychotisch beeld. Daarnaast vormt klager een gevaar voor medepatiënten en personeel vanwege een grote bereidheid conflicten met anderen aan te gaan. Klager is afwerend en achterdochtig in het contact, praat in zichzelf, is prikkelbaar en vaak onvoorspelbaar. Vanwege het ontbreken van ziektebesef en inzicht bij klager wordt niet verwacht dat dit beeld zal opklaren zonder medicatie. De psychiater van het NIFP die klager kort tevoren heeft bezocht, heeft klagers gesteldheid omschreven als fors associatief en incoherent in het denken en acht het zeer waarschijnlijk dat sprake is van een psychische episode met naast de vastgestelde paranoïde kenmerken ook gedesorganiseerde kenmerken. Klager is geladen en dreigend naar anderen en kan daarmee agressief raken of agressie over zichzelf uitlokken. Hij is zowel mentaal als fysiek onrustig, hetgeen hem zal uitputten met een verdere verslechtering van het beeld als gevolg. Bij het uitblijven van medicatie zal een beeld ontstaan met ernstig lijden en verder afglijden. Klager heeft geen ziektebesef en weigert elke vorm van antipsychotische medicatie.
In het behandelplan is klagers stoornis in DSM-termen omschreven als een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarnaast is blijkens het behandelplan sprake van een stoornis in alcohol-, soft- en harddrugsgebruik en ernstige symptomen of beperkingen in het sociaal functioneren. De beroepscommissie constateert dan ook dat de behandelend psychiater, alsmede de psychiater van het NIFP, een stoornis van de geestesvermogens bij klager heeft vastgesteld. Gelet op de verklaringen van de beide psychiaters acht zij aannemelijk dat sprake is van een gevaar zoals bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder c en d, en tweede lid, onder a, van de Pbw en dat zonder een geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van klagers geestesvermogens doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Daarbij komt dat is omschreven dat klager verbaal agressief en chaotisch is, veel huilt en schreeuwt, celinventaris vernielt, lichamelijk onrustig is en dat sprake is van een hoge lijdensdruk. Vanwege het acute gevaar dat uit deze symptomen voortvloeide, is tien dagen voorafgaand aan de onderhavige beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling, een b-dwangbehandeling bij klager toegepast waarbij antipsychotische medicatie is toegediend. Klager heeft goed op de toegediende medicatie gereageerd, hij was rustiger en minder chaotisch en zijn vijandigheid en decorumverlies verdwenen meer naar de achtergrond. De verwachting is dat dit effect langer zal aanhouden als klager langduriger medicatie krijgt toegediend. Gelet daarop en op het feit dat klager antipsychotische medicatie in elke vorm weigert, alsmede het feit dat klager in een intensieve zorgafdeling verbleef, meermaals in afzondering is geplaatst en dat regelmatig gesprekken met klager zijn gevoerd, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur tot het toepassen van een a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.
secretaris voorzitter