nummer: 17/2064/TB en 17/2332/TB
betreft: [klaagster] datum: 14 december 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. D.M. Penn, namens
[…], verder te noemen klaagster,
gericht tegen beslissingen van 10 april en 11 juli 2017 van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen verweerder,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.
Beroep 17/2064/TB zou aanvankelijk schriftelijk worden behandeld, maar op verzoek van klaagsters raadsman mr. D.M. Penn is besloten dit beroep gevoegd te behandelen met beroep 17/2332/TB.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. D.M. Penn, en namens verweerder […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Als toehoorder van de zijde van verweerder was aanwezig [...], en als toehoorder van de zijde van de Raad […].
Namens klaagster zijn in de avond van 6 november 2017 diverse e-mailberichten betreffende klaagster ontvangen die niet beschikbaar waren tijdens de zitting, maar volgens klaagster als bewijs dienen van haar verklaringen. Tevens zijn na de zitting vele correspondentiestukken betreffende klaagster, waaronder informatie uit genoemde e-mailberichten, en brieven van klaagster per post ontvangen. Al deze stukken zijn ter kennisneming doorgezonden aan verweerder.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissingen
1.1 Verweerder heeft beslist klaagster naar Trajectum/Hoeve Boschoord te Boschoord (hierna: Trajectum/Hoeve Boschoord) over te plaatsen (17/2064/TB).
1.2 Verweerder heeft het verzoek van klaagster tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven kliniek te Utrecht (hierna: Van der Hoeven Kliniek) afgewezen (17/2332/TB).
2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 28 april 2014 is klaagster opgenomen in De Woenselse Poort. Het daartegen gerichte beroep is bij RSJ 1 augustus 2014, 14/1542/TB ongegrond verklaard.
Verweerder heeft bij beslissing van 23 maart 2015 klaagsters verzoek om overplaatsing naar Trajectum/Hoeve Boschoord of FPC Oostvaarderskliniek afgewezen. Het daartegen gerichte beroep is bij RSJ 22 oktober 2015, 15/1175/TB gegrond verklaard met een opdracht aan verweerder om een nieuwe beslissing te nemen.
Op 20 november 2015 heeft verweerder beslist klaagster over te plaatsen naar Trajectum/Hoeve Boschoord. Deze overplaatsing is op 25 november 2015 gerealiseerd. Tegen deze beslissing is op 27 november 2015 beroep ingesteld. Op 12 mei 2016 heeft verweerder, mede naar aanleiding van de uitkomsten van een op 23 maart 2016 omtrent klaagster gehouden zorgconferentie, beslist klaagster over te plaatsen naar de Van der Hoeven Kliniek. Deze overplaatsing is op 19 mei 2016 gerealiseerd. Tegen deze beslissing is op 20 mei 2016 beroep ingesteld.
Na tussenbeslissing van de beroepscommissie van 18 augustus 2016 is klaagster van 10 november 2016 tot 22 december 2016 opgenomen in het PBC. In het rapport van 19 januari 2017 heeft het PBC geadviseerd klaagster een behandeltraject bij Trajectum/Hoeve Boschoord te bieden. Op dit rapport heeft het hoofd behandeling van de Van der Hoeven Kliniek op 20 februari 2017 gereageerd en de Staatssecretaris op 29 maart 2017. Op 10 april 2017 heeft verweerder vervolgens beslist klaagster te plaatsen in Trajectum/Hoeve Boschoord. De overplaatsing is op 25 april 2017 gerealiseerd.
Bij RSJ 19 april 2017, 15/3983/TB en 16/1743/TB heeft de beroepscommissie het beroep 16/1743/TB tegen plaatsing van klaagster in de Van der Hoeven Kliniek gegrond verklaard en het beroep 15/3983/TB tegen plaatsing van klaagster in Trajectum/Hoeve Boschoord ongegrond verklaard op basis van het PBC-rapport.
Bij brief van 17 april 2017 heeft verzoekster bij verweerder een als beroepschrift aan te merken bezwaarschrift tegen die beslissing ingediend.
Op 21 mei 2017 heeft verzoekster verzocht om overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek, waarop door verweerder bij brief van 30 mei 2017 is geantwoord dat klaagster dit met de inrichting moest bespreken.
Op 30 juni 2017 heeft klaagsters raadsman verzocht om overplaatsing van klaagster naar de Van der Hoeven Kliniek, welk verzoek bij beslissing van 11 juli 2017 door verweerder is afgewezen.
3. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
De zaak is complexer dan die op het eerste gezicht lijkt. Het is niet zo dat haar behandeling tot op heden niet van de grond is gekomen door haar wisselvalligheid of ambivalentie of om behandeling te frustreren. Zij had steeds een goede reden om weg te willen uit een kliniek. Klaagster wilde niet meer weg uit de Van der Hoeven Kliniek waar de behandeling op gang was gekomen. Bezoekvrijwilligster C. is een moederfiguur voor klaagster ten tijde van klaagsters verblijf in de Van der Hoeven Kliniek. Deze vrouw pleit voor terugkeer van klaagster naar de Van der Hoeven Kliniek, omdat ze nu te ver van elkaar verwijderd zijn en klaagster in Trajectum/Hoeve Boschoord wordt gesepareerd en achter uit gaat. Verweerder miskent dat klaagster haar draai had gevonden in de Van der Hoeven Kliniek en daar een vol programma volgde. Klaagster heeft dit gemeld in het PBC, maar de rapporteur heeft dat niet meegenomen.
Volgens p. 48 van het PBC-rapport is continuïteit van de setting van belang. Volgens p. 6 van PBC-rapport was volgens de zorgconferentie behandeling mogelijk in zowel Trajectum/Hoeve Boschoord als de Van der Hoeven Kliniek en hing de keuze voor de laatste inrichting samen met de kortere reistijd voor de pleegouders en klaagsters zoontje. Als klaagster terug mag gaan naar de Van der Hoeven Kliniek, kan haar behandeling daar worden hervat. Volgens het PBC moet klaagster neutraal benaderd worden en moet positief gedrag bekrachtigd worden. Dit werd in de Van der Hoeven Kliniek al gedaan. Overbevraging moet worden voorkomen, maar juist ook is van belang dat klaagster niet wordt ondervraagd omdat dit kan leiden tot spanningen, demotivatie en verzet, waarvan thans juist sprake is in Trajectum/Hoeve Boschoord. Zij wordt ondervraagd op een afdeling waar geen behandeling op gang komt. Deze inrichting is niet de meest geschikte plek voor klaagster. De andersluidende conclusie in het rapport van het PBC is gebaseerd op onlogische gevolgtrekkingen. Trajectum/Hoeve Boschoord is een inrichting voor behandeling van licht verstandelijk beperkte mensen. Volgens het PBC-rapport is klaagster niet zwakzinnig, maar zwakbegaafd. In dat rapport worden verder onjuiste aannames gedaan, zoals dat klaagster sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een één tot driejarige en dat zij vanuit de Van der Hoeven Kliniek naar Trajectum/Hoeve Boschoord wilde gaan. De conclusie van het PBC dat de responsiviteit voor behandeling in Trajectum/Hoeve Boschoord groter zou zijn berust op de onjuiste aanname dat klaagster daar heen wilde gaan. Er is sprake van een misverstand, klaagster wilde naar Eefde of De Woenselse Poort.
Ondanks haar bezwaar is klaagster toch overgeplaatst naar Trajectum/Hoeve Boschoord. Zij voelt zich daar vaak eenzaam vanwege haar ver verwijderde netwerk en wordt vaak van de groep verwijderd door separatie/kamerplaatsing. Zij heeft het zorgplan van 2 mei 2017, dat zij op 6 juli 2017 heeft ontvangen, niet ondertekend, omdat zij volgens dat plan bij boosheid of spanning afgezonderd of gesepareerd zal worden, wat schadelijk is voor haar gezondheid en welzijn. Die maatregelen zijn niet passend en houden waarschijnlijk verband met het personeelstekort in Trajectum/Hoeve Boschoord. Blijkens het overgelegde gespreksverslag hoort zij niet thuis op de agressieafdeling maar staat ze ingeschreven voor de afdeling de Waterwilg. Klaagster is uit het niets door medebewoner J. op haar neus gestompt en daarvan is, ondanks toezeggingen dat de wijkagent zou komen, nog steeds geen aangifte gedaan. Deze medebewoner zal ook op de afdeling de Waterwilg worden geplaatst.
Verder moet worden meegewogen dat klaagster thans te ver van haar netwerk is verwijderd. Haar zoontje moet iedere keer met de pleegouders een reis van ongeveer 200 km maken, hetgeen een te grote belasting voor hen is.
Door klaagster is daaraan het volgende toegevoegd.
Zij gaat in beroep tegen overplaatsingsbeslissingen als zij zich door die beslissingen onrechtvaardig behandeld voelt. In De Woenselse Poort is zij zwanger geraakt om familie te krijgen. Zij was daar de enige vrouw op de afdeling en werd daar veel gepest. Om weg te komen heeft zij toen met haar toenmalige advocaat gezegd dat zij de kliniek niet vertrouwde, maar zij heeft bewijs dat zij het daar goed deed en dat zij daar op haar plek zat.
Behandelaar F. van Trajectum/Hoeve Boschoord heeft destijds ten onrechte het ministerie gemeld dat zij bij voortgezet verblijf in Trajectum/Hoeve Boschoord brand zou stichten omdat zij te ver van haar zoontje en kennissen zat. Zij wilde destijds niet naar de Van der Hoeven Kliniek, omdat zij in Trajectum/Hoeve Boschoord inmiddels een vol programma had en op haar plek zat. Zij is tegen haar zin toch overgeplaatst naar de Van der Hoeven Kliniek en vervolgens naar Trajectum/Hoeve Boschoord. Volgens haar behandelaar in de Van der Hoeven Kliniek hoeft zij bij terugkomst niet opnieuw te beginnen en kan zij daar in haar oude programma terugkeren waarna met spoed verlof zal worden aangevraagd. Het is niet waar dat andere bewoners op haar geageerd hebben. Zij functioneerde goed op de groep in zowel De Woenselse Poort als de Van der Hoeven Kliniek. Zij was door haar vorige advocaat omgepraat om het in Trajectum/Hoeve Boschoord te proberen, maar wilde daar niet heen, omdat zij daar weer opnieuw moest beginnen op de opname-afdeling met slechts drie wandelmomenten, terwijl zij tijdens eerder verblijf daar vrijheden had. Zij begrijpt ook niet waarom het PBC is ingeschakeld omdat een intelligentietest was gedaan en een zorgconferentie was gehouden. Zij is het niet eens met het PBC-rapport. Uit een andere test kwam naar voren dat zij functioneert op het niveau van een twaalfjarige. Volgens het PBC heeft zij geen epilepsie, maar 50% is neurologisch niet zichtbaar. Zij heeft bewijs dat zij voor epilepsie is behandeld. Zij krijgt in Trajectum/Hoeve Boschoord helemaal niet een behandeling die past bij haar mogelijkheden. Haar behandeling is begonnen nadat zij een klacht over het uitblijven daarvan had ingediend. Volgens Trajectum/Hoeve Boschoord zou zij aan allerlei therapieën deelnemen, maar zij heeft bewijs dat dit niet zo is. Zij is eenmaal bij het onderdeel agressietraining geweest waarna zij niet meer welkom was, omdat zij volgens de inrichting niet in een groep past. Zij was echter wel groepsgeschikt in De Woenselse Poort. Zij heeft verder tweemaal PMT gekregen, maar niet in groepsverband. Zij moet daarbij in haar eentje baantjes zwemmen, wat geen therapie genoemd kan worden waarbij je met groepsgenoten in discussie gaat. Zij hoort niet thuis op de afdeling waar zij zit. Zij wil ook niet naar afdeling de Waterwilg waar alleen maar mannen zitten.
Vanwege de reisafstand is de bezoektijd van de pleegouders en haar kind tegen de afspraken met de voogd in van 1 x per 6 weken 1,5 uur teruggebracht naar 1 uur. Haar zoontje heeft een zusje gekregen waardoor de pleegouders en haar zoontje bij bezoek aan klaagster in een hotel moeten overnachten. Bovendien moet het zusje tijdens het bezoek van de pleegmoeder en klaagsters zoontje aan klaagster met de pleegvader in de auto blijven wachten tot het bezoek is afgelopen. Klaagster wil daarom naar een inrichting meer in het zuiden van het land. De Woenselse Poort is ook meer geschikt voor haar dan de Van der Hoeven Kliniek. Zij wil de prikpil in depotvorm nemen en is tot meer volwassen gedrag in staat dan ze destijds in De Woenselse Poort heeft laten zien. Zij had daar verloven en haar netwerk is daar dichterbij. Verweerder houdt geen rekening met haar netwerk. Behandelaar F. heeft tijdens haar eerste verblijf in Trajectum/Hoeve Boschoord ook gezegd dat het advies zou kunnen zijn haar voor eens en altijd terug te plaatsen naar De Woenselse Poort.
Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klaagster heeft beroepen ingediend tegen verscheidene plaatsingsbeslissingen. Er is een intelligentietest gedaan en een zorgconferentie gehouden. Op verzoek van de beroepscommissie is klaagster opgenomen in het PBC en is rapport uitgebracht. Daarin is gerapporteerd dat Trajectum/Hoeve Boschoord de beste kliniek voor behandeling van klaagster is. Daar klaagster inmiddels in die kliniek was geplaatst, heeft de beroepscommissie het beroep tegen de overplaatsing van klaagster van Trajectum/Hoeve Boschoord naar de Van der Hoeven Kliniek gegrond verklaard zonder opdracht tot een nieuwe beslissing te geven. De beroepscommissie heeft zich dus al uitgelaten over de beslissing van 10 april 2017 in de uitspraak RSJ 19 april 2017, 15/3983/TB en 16/1743/TB. Daarom is nu de vraag aan de orde of in de periode van na die uitspraak van de beroepscommissie sprake is van omstandigheden die wederom een overplaatsing noodzakelijk maken. Dat is niet het geval. Uit navraag bij Trajectum/Hoeve Boschoord komt naar voren dat het algemeen psychiatrische beeld van klaagster stabiel is; dat zij goed in contact is; dat zij deelneemt aan arbeidstherapie, PMT, de module ‘grip op agressie’ en sport; dat zij is aangemeld voor dramatherapie en dat de mogelijkheden voor schematherapie en psychotherapie worden bekeken.
Klaagsters verzet tegen behandeling is bekend en kan alleen doorbroken worden als zij zich neerlegt bij haar verblijf in een inrichting en zich aan behandeling committeert. Het is daarom van belang dat zij zich schaart achter een langdurige behandeling in de inrichting. Telkens wordt gezien dat klaagster na een overplaatsing niet in de desbetreffende inrichting wil zijn. Behandeling is dan niet mogelijk, ook niet in de toekomst als zij steeds een plaatsing blijft aanvechten. Een overplaatsing van klaagster dient daarom geen enkel doel. Als zij zich nu niet aan de behandeling committeert zal behandeling nergens van de grond komen. Door telkens mee te gaan met haar wens tot overplaatsing zal haar behandeling daarom stagneren.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
De beslissing tot overplaatsing van klaagster van de Van der Hoeven Kliniek naar Trajectum/Hoeve Boschoord was reeds onderwerp van een eerder beroep waarop is beslist. Bij RSJ 19 april 2017, 15/3983/TB en 16/1743/TB heeft de beroepscommissie vanwege de omstandigheid dat volgens het PBC een behandeltraject bij Trajectum/Hoeve Boschoord als het best passend wordt gezien het beroep van klaagster tegen haar overplaatsing van De Woenselse Poort naar Trajectum/Hoeve Boschoord ongegrond verklaard en het beroep van klaagster tegen haar overplaatsing vanuit Trajectum/Hoeve Boschoord naar de Van der Hoeven Kliniek (16/1743/TB) gegrond verklaard. Daarbij heeft de beroepscommissie overwogen dat daaraan niet kan afdoen dat klaagster, nadat zij aanvankelijk te kennen had gegeven in te stemmen met de door het PBC geadviseerde plaatsing in Trajectum/Hoeve Boschoord, hetgeen ook de inzet was van het door haar ingestelde beroep 16/1743/TB, nadien weer van mening is veranderd en heeft laten weten naar De Woenselse Poort te willen worden overgeplaatst.
In het licht van deze uitspraak, het vast staande feit dat klaagster telkens kort na de door haar gewenste overplaatsing daartegen in beroep gaat en het feit dat volgens het PBC continuïteit in setting van belang is voor behandeling van klaagster, ziet de beroepscommissie met verweerder geen noodzaak haar opnieuw over te plaatsen naar een andere inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie moet een overplaatsing in het belang van klaagsters behandeling juist contra geïndiceerd worden geacht.
De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klaagster tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, om die reden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Gelet op het vorenstaande zullen beide beroepen ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart beide beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 december 2017.
secretaris voorzitter