Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3492/SGA, 17 oktober 2017, schorsing
Uitspraakdatum:17-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/3492/SGA

Betreft : [klager]          datum: 18 oktober 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Y. van der Hut, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zwaag.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 10 oktober 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 10 oktober 2017 om 08.00 uur en eindigend op 20 oktober 2017 om 08.00 uur, wegens het voorhanden hebben van contrabande (een mobiele telefoon, een oplaadsnoer en een gekopieerde CD).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 16 oktober 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 oktober 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat in verzoekers verblijfsruimte een mobiele telefoon, een oplaadsnoer en een gekopieerde CD zijn aangetroffen. Die voorwerpen kunnen worden bestempeld als contrabande en het voorhanden daarvan is in beginsel strafwaardig.

De directeur heeft in zijn inlichtingen verwezen naar het sanctiebeleid zoals dat geldt binnen de locatie en vermeld dat hij bij de strafoplegging daarmee rekening heeft gehouden. De directeur gaat er daarbij evenwel aan voorbij dat sinds geruime tijd een landelijk geldend sanctiebeleid wordt gehanteerd dat is neergelegd in de Sanctiekaart 2016 Landelijk. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie kan de directeur van dat in die Sanctiekaart vermelde beleid afwijken maar dient hij, indien de afwijking naar boven is, extra te motiveren waarom in dit geval een zwaardere straf op zijn plaats is. Voor het voorhanden hebben van contrabande geldt volgens dat landelijke beleid een maximale disciplinaire straf van 10 dagen opsluiting op eigen cel. De directeur heeft in zijn beslissing niet aangegeven waarom hij in afwijking daarvan opsluiting van tien dagen in een strafcel noodzakelijk achtte. De omstandigheid dat naast de mobiele telefoon ook een oplaadsnoer en gekopieerde CD zijn aangetroffen is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende zwaarwegend om tot een beslissing als de onderhavige te komen. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.

 

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 oktober 2017.

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven