Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2659/GM, 4 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2659/GM

betreft: [klager] datum: 4 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 16 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Penitentiaire Inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, Gevangenis Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 4 december 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2003, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de Gevangenis Esserheem is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het als zodanig te beschouwen verzoek d.d. 18 november 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het nalaten door de medische dienst aan klager de uitslag mede te delen van röntgenfoto’svan zijn polsen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Ten tijde van zijn detentie in de p.i. te Almere zijn in het Flevoziekenhuis fracturen aan zijn beide polsen in het gips gezet. Op 16 oktober 2002 zou het gips in genoemd ziekenhuis verwijderd worden en zouden daar röntgenfoto’sworden gemaakt, ter controle van het genezingsproces. Dit ziekenhuisbezoek ging echter niet door omdat klager op 16 oktober 2002 is overgeplaatst naar de gevangenis Esserheem. Klager heeft het gips toen zelf van zijn polsenverwijderd. Via de medische dienst van Esserheem is een afspraak gemaakt voor het maken van röntgenfoto’s in het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen. Op 21 oktober 2002 zijn die foto’s gemaakt en is aan klager gezegd dat de medischedienst van Esserheem de uitslag binnen drie werkdagen aan klager zou meedelen. Dit geschiedde niet en klager heeft na een week de uitslag aan de medische dienst gevraagd. Daarop is hem slechts gezegd dat de foto’s van hetFlevoziekenhuis moesten worden opgevraagd ter vergelijking. Hem is niet uitgelegd wat er op de controlefoto’s te zien was. Een maand later heeft hij de medische dienst nogmaals naar de uitslag gevraagd. Toen kon hem de uitslag ooknog niet worden meegedeeld. Daarop heeft klager d.d. 18 november 2002 het verzoek om bemiddeling gedaan.
Ter zitting heeft klager hieraan het volgende toegevoegd. Hij heeft nog enkele malen zonder resultaat verzoekbriefjes ingediend in de hoop de uitslag van het onderzoek van de inrichtingsarts te mogen vernemen. De arts en de medischedienst leken telkens niet te weten waar het over ging. Klager heeft zich daaraan zeer gestoord en heeft zich niet serieus genomen gevoeld.
Inmiddels heeft de chirurg van het Wilhelmina Ziekenhuis hem op 10 februari j.l. uitleg gegeven van de foto’s en een nadien gemaakte CT-scan. De breuken waren nog niet genezen. Een operatie geeft een kans van slagen van 50/50. Bijeen operatie kan ook verslechtering optreden. De chirurg heeft hem geadviseerd enige bedenktijd te nemen. Klager heeft op 11 februari 2003 aan de medische dienst laten weten dat hij geopereerd wenst te worden.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Na klagers binnenkomst in Esserheem is een afspraak gemaakt voor het maken van controle-foto’s in verband met fracturen aan beide handen/polsen van het os scaphoideum (handwortelbeentje). De medische dienst van Esserheem heeft vandeze foto’s op 19 november 2002 een afschrift gekregen. De inrichtingsarts heeft klager vervolgens voor verdere behandeling verwezen naar de chirurg van het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen.
Op diens voorschrift heeft een CT-scan plaatsgevonden. Het duurt altijd even voordat de uitslag van een dergelijk onderzoek bekend is. Omstreeks 23 december 2002 kon aan klager nog geen mededeling over de verdere behandelwijzeworden gedaan. De verwachting van dat moment was dat klager op korte termijn informatie hierover van de chirurg zou krijgen.

3. De beoordeling
Aan de orde is uitsluitend de medische verzorging van klager door de inrichtingsarts van de gevangenis Esserheem voorafgaand aan de indiening d.d. 18 november 2002 van het bemiddelingsverzoek.
Klager verwijt de medische dienst dat deze niet of onvoldoende heeft geprobeerd het verkrijgen van de bevindingen van de radioloog van de uitslag van het röntgenonderzoek d.d. 21 oktober 2002 te bespoedigen, opdat deze uitslagspoedig aan klager kon worden meegedeeld.
De medische dienst heeft deze uitslag op 19 november 2002 (per fax) binnengekregen. Voor de beroepscommissie is aannemelijk geworden dat de medische dienst eerder wel naar de radioloog van het Wilhelmina Ziekenhuis heeft gebeld endat de laatste bij die gelegenheid heeft medegedeeld dat de foto’s van het Flevoziekenhuis dienden te worden opgevraagd, alvorens een oordeel over het vorderen van de genezing te kunnen geven. De beoordeling van de foto’s d.d. 21oktober 2002 in vergelijking met die van het Flevoziekenhuis door bedoelde radioloog heeft, blijkens diens brief plaatsgehad op 19 november 2002.
De beroepscommissie overweegt dat de vertraging in de diagnostiek is ontstaan door een samenloop van omstandigheden voortvloeiend uit het feit dat de controle-foto’s zijn gemaakt in een ander ziekenhuis dan waar -eerste- behandelingheeft plaatsgevonden vanwege klagers overplaatsing. De medische dienst van Esserheem kan daarvan geen verwijt worden gemaakt. Mogelijk was wat meer uitleg van de zijde van de medische dienst aan klager op zijn plaats geweest, dochdit maakt de hierna volgende conclusie van de beroepscommissie niet anders.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in haar hoedanigheidten opzichte van klager diende te betrachten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 4 juni 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven