Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3227/JA, 21 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3227/JA

betreft: [klager]            datum: 21 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 september 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer (hierna: Het Keerpunt),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde jeugdzorginstelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het opleggen van een sanctie, te weten 7 dagen op kamer verblijven, wegens het niet, of het niet voldoende kunnen plassen tijdens een urinecontrole. Klager stelt verder niet te zijn gehoord en hij heeft ook geen beschikking ontvangen (J2017/180).

 

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het klopt niet dat het beklag niet op tijd ingediend zou zijn. Het is namelijk vaker voorgekomen dat klachten veel te laat aankomen. Recent is nog voorgevallen dat de teamleider de brievenbus heeft geleegd en de klachten waarschijnlijk op zijn bureau belanden. Bovendien is het een feit dat klager ter zake niet gehoord is. 

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt toegelicht, in die zin dat is aangegeven dat gepersisteerd wordt bij het reeds in de beklagfase ingenomen standpunt. Dat standpunt houdt in dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag, omdat het beklag te laat door klager is ingediend.  

 

3.         De beoordeling

De jeugdige die beklag wil doen moet binnen een bepaalde termijn een klaagschrift indienen bij de beklagcommissie. Op grond van artikel 66, zevende lid van de Bjj moet dat klaagschrift uiterlijk worden ingediend op de zevende dag na de dag waarop de jeugdige kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij wil klagen. Een na deze termijn bij de beklagcommissie binnenkomend klaagschrift kan de beklagcommissie, of in dit geval de beklagrechter, ook behandelen, als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de jeugdige in verzuim is geweest.

Klager heeft in zijn klaagschrift vermeld dat de precieze datum waarop ‘de situatie’ heeft plaatsgevonden, 15 juni 2017 betreft en hij heeft met vermelding van diezelfde datum het klachtenformulier ondertekend. Voorts kan worden aangenomen dat het beklag op 17 juli 2017 is verzonden en op 18 juli 2017 is ontvangen door het secretariaat van de Commissies van Toezicht van de rechtbank Limburg.

Klager klaagt dat hij een sanctie heeft gekregen en bovendien klaagt hij dat hij ter zake niet gehoord is en geen beschikking heeft gekregen. Volgens Het Keerpunt is er uit de dagrapportage niet gebleken dat op 15 juni 2017 een urinecontrole heeft plaatsgevonden. Namens de directeur van Het Keerpunt is in de beklagfase naar voren gebracht dat de urinecontrole waar klager op doelt, gelet op de inhoud van de klacht en de omstandigheden als daarin vermeld, volgens de dagrapportages van de instelling van de gehele maand juni, zou moeten hebben plaatsgevonden op 5 juni 2017. Door klager is het voormelde niet weersproken.

Nu klager niet heeft weersproken dat de urinecontrole op 5 juni 2017 heeft plaatsgevonden, gaat de beroepscommissie er op grond van de beschikbare informatie vanuit dat de urinecontrole waarover klager klaagt, niet op 15 juni maar op 5 juni 2017 heeft plaatsgevonden. Dat geeft ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat ziet op het opleggen van de disciplinaire straf reeds aanleiding te concluderen dat het aannemelijk is dat dat onderdeel van de klacht buiten de daarvoor gestelde termijn van zeven dagen is ingediend. Wat daar ook van zij, de beroepscommissie stelt vast dat de klacht in zijn geheel - dus de klacht ten aanzien van de disciplinaire straf, het niet ontvangen van een beschikking en het ter zake niet gehoord zijn - door klager pas op 17 juli 2017 is ingediend. Klager heeft zijn stelling dat het beklag tijdig zou zijn ingediend op geen enkele wijze nader onderbouwd. Ook is het niet aannemelijk geworden dat er zich verder andere omstandigheden hebben voorgedaan waaruit zou kunnen worden afgeleid dat klager niet in verzuim is geweest. Gelet op het bovenstaande moet worden vastgesteld dat de klacht ruimschoots buiten de daarvoor gestelde termijn van zeven dagen is ingediend.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.           De uitspraak

 De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 21 december 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven