Nummer: 17/3740/GB
Betreft: [klager] datum: 6 december 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 31 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep van 11 oktober 2017 zich op 2 januari 2018 in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen te melden op 31 oktober 2017 ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 9 februari 2017 is klager opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van 238 dagen gevangenisstraf. Klager heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend. De selectiefunctionaris heeft advies gevraagd aan de medisch adviseur Dienst Justitiële Inrichtingen (de medisch adviseur). De selectiefunctionaris heeft vervolgens aan klager uitstel van zijn meldplicht verleend tot 3 april 2017. Op 8 mei 2017 heeft de medisch adviseur geadviseerd dat klager detentiegeschikt kan worden geacht. Bij besluit van 10 mei 2017 is klager opgeroepen zich te melden op 13 juni 2017. Naar aanleiding van een nieuw verzoek om uitstel, heeft de selectiefunctionaris klager vervolgens uitstel verleend tot 13 juli 2017, omdat klager op 9 juni 2017 geopereerd zou worden. Tegen voornoemde beslissing heeft klager opnieuw bezwaar gemaakt, waarna de selectiefunctionaris wederom advies heeft gevraagd bij de medisch adviseur. Op 6 oktober 2017 heeft de medisch adviseur bericht dat klager detentiegeschikt kan worden geacht voor plaatsing in het JCvSZ. Op 16 oktober 2017 heeft klager tegen de hierop gebaseerde beslissing van 11 oktober 2017 zich te melden een bezwaarschrift ingediend, dat op 31 oktober 2017 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn zeer dringende psychische en medische klachten. Verder ondergaat hij een behandeling in (de regio van) Amsterdam en zal hij die behandeling niet kunnen voortzetten, met alle gevolgen van dien. Bovendien dreigt klager in geval van detentie zijn aangepaste woning te verliezen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Slechts in bijzondere gevallen kan een verzoek tot uitstel worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Voor wat betreft de behandeling die klager ondergaat in Amsterdam, stelt de selectiefunctionaris zich op het standpunt dat klager een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting kan indienen bij de directeur van de inrichting. Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot zijn woning kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in het kader van het uitstelbeleid. Gezien de duur van de gevangenisstraf zal uitstel ook geen uitkomst bieden, nu een detentie sowieso gevolgen zal hebben voor klagers woning. Klager voert in bezwaar aan dat de medisch adviseur hem op 6 oktober 2017 heeft gezien en heeft gezegd dat hij detentieongeschikt is. De medisch adviseur heeft de selectiefunctionaris echter per e-mail van 18 oktober 2017 meegedeeld dat dit niet klopt. Naar aanleiding van klagers aanvullende bezwaar van 24 oktober 2017 heeft de selectiefunctionaris een reactie gevraagd aan de medisch adviseur. Deze heeft te kennen gegeven dat klager voor zijn somatische problematiek dagelijks hulp krijgt en dat deze hulp kan worden geleverd vanuit het JCvSZ. Klagers psychische problematiek zal de psychiater of psycholoog in het JCvSZ beoordelen en verder begeleiden. Het is volgens de medisch adviseur aan hem om met klagers behandelaren contact te leggen om ingezette behandelingen voort te zetten of aan de detentiesituatie aan te passen. Mocht tijdens detentie blijken dat dit toch een te zware opgave wordt of dat zorg niet meer voldoende kan worden geleverd, zal zo snel mogelijk een herbeoordeling volgen, aldus de medisch adviseur.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht in verband met zijn psychische en mentale gesteldheid. De selectiefunctionaris heeft eerder, op 16 februari 2017, advies gevraagd aan de medisch adviseur, waarna de medisch adviseur op 8 mei 2017 heeft bericht dat klager op grond van de ontvangen medische informatie detentiegeschikt kan worden geacht. Op 20 juni 2017 heeft de selectiefunctionaris de medisch adviseur opnieuw advies gevraagd. Op 6 oktober 2017 heeft de medisch adviseur klager op basis van een huisbezoek en schriftelijke informatie van diens behandelaren detentiegeschikt geacht voor plaatsing in het JCvSZ. Niet gebleken is dat niet van voormeld advies kan worden uitgegaan.
4.2. Nu de benodigde zorg vanuit het JCvSZ kan worden geleverd, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Voor eventuele afspraken in het kader van klagers behandeling in Amsterdam kan klager bij de directeur van het JCvSZ een verzoek om verlof indienen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 december 2017
secretaris voorzitter