Nummer: 17/4209/GB
Betreft: […] datum: 27 december 201
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.R. Koopman, namens
[…], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 11 december 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich 29 december 2017 te melden in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 30 november 2017 is klaagster opgeroepen zich op 29 december 2017 te melden in de locatie Nieuwersluis voor het ondergaan van een gevangenisstraf van – kennelijk (naar de huidige stand van zaken) – zeven dagen. Op 20 november 2017 heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 11 december 2017 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft haar leven sinds kort weer een beetje op orde. De grootste zorgen hebben betrekking op haar kinderen. Als klaagster nu vier maanden gevangenisstraf dient uit te zitten, raakt zij haar uitkering kwijt en kan de huur enkele maanden niet worden betaald. De woning zal dan worden ontruimd, zodat klaagster en haar kinderen nergens meer op kunnen terugvallen. Klaagsters ouders zouden haar kinderen enige tijd op kunnen vangen, maar zij kampen met gezondheidsproblemen en wonen elders. De kinderen zouden dan moeten wisselen van school, terwijl zij al functioneren op een te laag niveau voor hun leeftijd. Onduidelijk is wat bedoeld wordt met dat niet blijkt “hoe en of andere mogelijkheden zijn benut”. Er zijn immers mogelijkheden denkbaar ter opvang van de kinderen, maar daarmee is de problematiek niet opgelost.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klaagster is al op 11 november 2016 opgeroepen zich te melden voor de gevangenisstraf van 117 dagen. De melddatum werd vervolgens eerst uitgesteld tot 12 juni 2017 en vervolgens – abusievelijk – tot 12 december 2017. Op 30 november 2017 is klaagster uiteindelijk opgeroepen zich op 29 december 2017 te melden, tegen welke beslissing het beroep zich richt. Op 19 december 2017 is gebleken dat de 117 dagen gevangenisstraf ‘in de wachtstand’ is geplaatst. Klaagster is dus opgeroepen voor de tenuitvoerlegging van 7 dagen gevangenisstraf. Klaagster is sinds respectievelijk 23 augustus 2016 en 22 februari 2017 bekend met de vonnissen en heeft voldoende tijd gehad voorbereidingen te treffen voor de opvang van haar kinderen op het (onvermijdelijke) moment dat zij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf(fen) zal ondergaan.
4. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt uit de reactie van de selectiefunctionaris dat thans slechts de tenuitvoerlegging van zeven dagen gevangenisstraf aan de orde is. De namens klaagster aangevoerde bezwaren zien op de tenuitvoerlegging van vier maanden (bedoeld zal zijn: 117 dagen) gevangenisstraf. Deze bezwaren zijn niet, althans in veel mindere mate aan de orde bij de korte gevangenisstraf waarvoor klager is opgeroepen. De zeven dagen vallen bovendien in de kerstvakantie, zodat dit geen probleem oplevert voor de schoolgang van klaagsters kinderen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 27 december 2017.
secretaris voorzitter