nummer: 17/1453/GA
betreft: [Klager] datum: 5 december 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,
gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2017 van de beklagcommissie bij de p.i. Zwolle, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman mr. A. Boumanjal in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet (tijdig) hervatten van klagers faseringstraject na binnenkomst in de p.i. Zwolle (Z1-2017-000074). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager is op 5 december 2016 vanuit de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard door middel van een ‘strafoverplaatsing’ in de p.i. Zwolle geplaatst. Er was in de locatie Zuyder Bos onder andere een grote hoeveelheid hasj bij klager aangetroffen. Na zijn overplaatsing is zijn gedrag niet veranderd. Hij heeft verschillende arbeidsrapporten gekregen en geweigerd om aan een urinecontrole mee te werken. Gelet op de landelijke sanctiekaart is er in de eerste zes maanden geen detentiefasering mogelijk. Op 30 december 2016 is klagers gedrag in verhouding tot fasering in het multidisciplinair overleg besproken. Hem is aansluitend een formulier met daarop de mogelijke faseringsdata overhandigd. Op 31 januari 2017 heeft klager een gesprek gehad met zijn casemanager over fasering. Er is geen verzoek tot fasering van klager ontvangen.
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt
– samengevat – toegelicht. Klager heeft op 30 december 2016 bericht over zijn fasering gehad, maar heeft eerst pas op 8 februari 2017 vernomen dat het faseringstraject is stopgezet. De casemanager heeft nagelaten kort na binnenkomst van klager in de p.i. Zwolle het in de locatie Zuyder Bos opgestarte faseringstraject op te pakken.
3. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager op 5 december 2016 door middel van een ‘strafoverplaatsing’ in de p.i. Zwolle is geplaatst, omdat er onder andere een grote hoeveelheid hasj bij klager is aangetroffen. Klager heeft in de p.i. Zwolle op 19 en
27 december 2016 een arbeidsrapport ontvangen. Op 20 december 2016 heeft hij geweigerd om aan een urinecontrole mee te werken. Klager is op 30 december 2016 in het multidisciplinair overleg besproken. Ook heeft de casemanager contact opgenomen met de locatie Zuyder Bos over de daar aangevraagde adviezen voor detentiefasering. Op 6 januari 2017 is klager naar het basisprogramma teruggeplaatst en kwam hij niet meer in aanmerking voor fasering. Desondanks is klagers verzoek tot fasering opgestart. Op 31 januari 2017 heeft hij een gesprek met zijn casemanager gehad over zijn fasering.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat de directeur met betrekking tot klagers detentiefasering onvoldoende adequaat heeft gehandeld. De omstandigheid dat aan klager op 30 december 2016 een formulier met de eerst mogelijke faseringsdata is verstrekt, doet daar niet aan af. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
M.G. Bikker, secretaris, op 5 december 2017
secretaris voorzitter