Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1663/GA, 13 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1663/GA

betreft: [Klager]           datum: 13 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 mei 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.E. Luiten, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:

a) het feit dat de directeur heeft verzuimd binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen omtrent promotie van klager naar het plusprogramma (PL-2017-159);

b) het feit dat klager bij zijn promotie door de directeur is uitgesloten van externe vrijheden (PL-2017-160).

 

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager vertoonde reeds sinds november 2016 ‘groen’ gedrag. Op 18 januari 2017 heeft de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos een klacht van klager over de uitsluiting van promotie op de voet van artikel 1e, onder b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), gegrond verklaard. Deze uitspraak is in lijn met een recente uitspraak van de beroepscommissie, te weten RSJ 12 mei 2016, 16/0277/GA en 16/0464/GA. De directeur had met deze jurisprudentie bekend moeten zijn en op de uitspraak van de beklagcommissie van de locatie Zuyder Bos moeten anticiperen in plaats van deze af te wachten. Klager is op 23 november 2016 naar de p.i. Lelystad overgeplaatst en voormelde jurisprudentie was toen al bekend. Zodoende had klager op dat moment al moeten worden gepromoveerd. Klager is echter op 23 februari 2017, ruim dertien weken na zijn overplaatsing, pas gepromoveerd. Er bestaat geen redelijke rechtvaardiging voor een dergelijke termijnoverschrijding. Daarnaast had de directeur een afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos kunnen opvragen en hieraan onverwijld gevolg kunnen geven. Dit is echter niet, althans laattijdig gebeurd. Namens klager is verzocht om toekenning van een financiële tegemoetkoming.

Voor zover de directeur klager bij het nemen van de promotiebeslissing van externe vrijheden heeft uitgesloten, is hij hiertoe niet bevoegd. De directeur mag enkel adviseren over fasering, maar mag een gedetineerde niet voorwaardelijk promoveren. Dat de directeur een dergelijke clausule in het promotiebesluit heeft opgenomen, is vooral kwalijk nu klagers strafrestant minder dan achttien maanden bedraagt en hij derhalve wettelijk gezien voor een gestapeld traject in aanmerking komt. Klager betwist dat het slechts een informatieve mededeling betreft, nu de directeur klager op voorhand van fasering wilde uitsluiten. Hoewel inmiddels een aanvraag tot fasering in voorbereiding is, heeft klagers faseringstraject verscheidene weken vertraging opgelopen. 

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is zes weken na klagers overplaatsing geen beslissing tot al dan niet promoveren genomen, omdat dat op dat moment nog niet in het systeem zat. Klagers gedrag na zijn overplaatsing was groen, maar promotie was niet mogelijk, daar klager in detentie een nieuw strafbaar feit had gepleegd. In januari 2017 werd de uitspraak van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos bij de directeur bekend. Daarna is bezien of klager op basis van zijn gedrag voor promotie in aanmerking kwam.

Wat betreft het uitsluiten van externe vrijheden bij het nemen van de promotiebeslissing merkt de directeur op dat de intentie goed was. De directeur wilde klager wel voor interne vrijheden in aanmerking laten komen. Het staat de gedetineerde immer vrij in de inrichting fasering aan te vragen. De directeur erkent dat hij het ook anders had kunnen aanpakken en geeft aan de verantwoordelijkheid bij zichzelf te willen houden.

 

3.         De beoordeling

Onderdeel a.

Ingevolge artikel 1d, tweede lid, van de Regeling heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. In artikel 1e, aanhef en onder b, van de Regeling is bepaald dat gedetineerden die worden vervolgd voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven zijn uitgesloten van promotie of het plusprogramma.

Onweersproken is dat klager is vervolgd en veroordeeld wegens een strafbaar feit dat hij omstreeks juni 2015 tijdens een regimair verlof in het kader van zijn verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting heeft gepleegd. De directeur van de locatie Zuyder Bos is hiervan aanvankelijk niet in kennis gesteld en heeft op 7 juli 2016 besloten klager, nadat op 22 juni 2016 bij een spitactie contrabande op zijn cel is aangetroffen, naar het basisprogramma terug te plaatsen en hem niet meer voor promotie in aanmerking te laten komen. Op 23 november 2016 is klager naar de p.i. Lelystad overgeplaatst. Daar vertoonde hij ‘groen’ gedrag. Niettemin is promotie van klager uitgebleven, noch is hij daartoe in het Multidisciplinair Overleg (MDO) besproken.

Het resocialisatiebeginsel in de Pbw houdt in dat met de handhaving van het karakter van de vrijheidsbenemende sanctie de tenuitvoerlegging hiervan zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij. Indien een gedetineerde (voor de rest van zijn detentie) van deelname aan het plusprogramma en daarmee van de extra vrijheden en activiteiten die op zijn terugkeer in de samenleving zijn gericht, wordt uitgesloten, moet hij zich met minder ondersteuning op die terugkeer voorbereiden. Hoewel goede gronden voor uitsluiting van deelname aan het plugprogramma kunnen bestaan, kan het enkele feit dat van een vervolging of veroordeling wegens het plegen van een strafbaar feit in detentie sprake is, gelet op het belang dat in de Pbw aan resocialisatie wordt gehecht, zonder enige afweging niet als zodanig worden aangemerkt. Uitgangspunt is dat een gedetineerde binnen zes weken na binnenkomst wordt beoordeeld omtrent zijn geschiktheid voor promotie dan wel degradatie. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de directeur uiterlijk zes weken na klagers overplaatsing naar de p.i. Lelystad hieromtrent een schriftelijk kenbare belangenafweging had moeten maken. Zij verwijst hierbij naar haar eerdere uitspraken van 10 november 2017, RSJ 16/4091/GA, en 6 december 2017, RSJ 17/614/GA. Een dergelijke afweging is in het onderhavige geval niet (tijdig) gemaakt. Klager is eerst op 8 februari 2017, elf weken na zijn overplaatsing, in het MDO besproken. Op 23 februari 2017 is hij gepromoveerd.

Gelet op het voorgaande kan de uitspraak van de beklagcommissie wat dit onderdeel betreft niet in stand blijven en dient het beklag in zoverre alsnog gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager voor de periode dat ten onrechte geen schriftelijk kenbare belangenafweging inzake het al dan niet promoveren van klager is gemaakt en bepaalt de hoogte hiervan op € 35,=.    

Onderdeel b.

De directeur heeft op 23 februari 2017 beslist klager aan het plusprogramma te laten deelnemen en hem bij het nemen van deze beslissing uitgesloten van externe vrijheden. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hiermee zijn bevoegdheid te buiten is gegaan, nu de selectiefunctionaris dan wel de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (thans: de Minister voor Rechtsbescherming) bij uitstek bevoegd is over externe vrijheden te beslissen. De uitspraak van de beklagcommissie kan derhalve wat dit onderdeel van het beklag betreft evenmin in stand blijven en het beklag zal in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. Nu evenwel niet is gebleken dat klager enig nadeel van het optreden van de directeur heeft ondervonden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven