Onderwerp: Bezoek-historie

rsj 17/1764/GA, 13 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1764/GA

betreft: [Klager]           datum: 13 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat het Interne Bijstandsteam (IBT) klagers cel is binnengevallen terwijl klager op het toilet zat (PL-2017-346).

 

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met het feit dat het IBT op 27 april 2017 onderzoek heeft verricht in zijn cel. De directeur stelt dat telefoonsignalen waren geconstateerd, maar op klagers cel is geen (mobiele) telefoon of andere apparatuur dat een dergelijk signaal kan afgeven, aangetroffen. Klager betwist dan ook dat telefoonsignalen zijn geconstateerd en vraagt de directeur aan te tonen dat daadwerkelijk dergelijke signalen zijn geconstateerd. De directie had geen goede gronden om over te gaan tot het onderzoek naar verboden voorwerpen op klagers cel. Klager vindt de wijze waarop het IBT zijn cel is binnengevallen terwijl hij op het toilet zat, onmenselijk. Hij vond dit erg beschamend en voelde zich hierdoor vernederd. Namens klager is om toekenning van een financiële tegemoetkoming verzocht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting kent een systeem waarmee mobiele telefoons binnen de inrichting worden gedetecteerd. Op 16 april 2017 is op klagers cel al eens een mobiele telefoon aangetroffen. Op 27 april 2017 zijn telefoonsignalen geconstateerd, als gevolg waarvan het IBT klagers cel heeft onderzocht op verboden voorwerpen. Er wordt niet zomaar besloten een cel binnen te vallen. De reden dat niet is gewacht tot klager klaar was op het toilet, is omdat hij dan de mogelijkheid zou hebben gehad een mobiele telefoon of ander verboden voorwerp dat mogelijk in zijn bezit was, te verstoppen of te doen verdwijnen. Er is een gegronde reden voor de door het IBT uitgevoerde onderzoek naar verboden middelen en de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd. 

 

3.         De beoordeling

In artikel 34, eerste lid, van de Pbw is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald: “De directeur is bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de verblijfsruimten van gedetineerden of indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.”.

De directeur heeft het IBT op 27 april 2017 opgedragen onderzoek te verrichten in klagers cel nadat telefoonsignalen waren geconstateerd. Nu concrete aanwijzingen bestonden dat klager een verboden middel voorhanden had en zodoende de orde en veiligheid binnen de inrichting in het geding was, heeft de directeur op goede gronden tot de bestreden inspectie kunnen beslissen. Dat daarbij niet is afgewacht tot klager klaar was op het toilet, daar hem dit de mogelijkheid zou verschaffen eventuele verboden middelen te verbergen of te doen verdwijnen, acht de beroepscommissie, hoe onaangenaam dit voor klager ook moge zijn geweest, niet onredelijk.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven